Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Een Holding verkocht 2/3 van de aandelen van een werkmaatschappij aan twee besloten vennootschappen. De twee vennootschappen en de Holding werden alle drie statutair bestuurder van de werkmaatschappij. De aandeelhouders waren dus tevens directeur. De koopsommen van de aandelen werden echter niet voldaan, maar omgezet in een lening.
Een notaris werd verzocht de statuten op te stellen met daarin onder andere de bepaling dat een bestuurder alleen kon worden ontslagen in een algemene vergadering van aandeelhouders waarin 2/3 van het geplaatst kapitaal is vertegenwoordigd en met 3/4 meerderheid van de uitgebrachte stemmen (een zogenaamde verstrekte meerderheid). Die laatste toevoeging zorgde ervoor dat ontslag nooit mogelijk zou zijn, omdat een dergelijke meerderheid niet zonder medewerking van alle aandeelhouders zou kunnen worden bereikt.
Ondanks bovengenoemde regel, ontslaat de algemene vergadering de Holding als bestuurder. De Holding vordert herroeping van dat besluit, maar de rechtbank wijst het af. In het Burgerlijk Wetboek is namelijk opgenomen dat indien de statuten bepalen dat het besluit tot ontslag slechts mag worden genomen met een versterkte meerderheid, die meerderheid niet 2/3 van het geplaatst kapitaal te boven mag gaan. De statuten waren dus in strijd met dwingend recht en daarmee nietig. Van dwingend recht mag niet bij statuten worden afgeweken.
Doordat de twee overgebleven bestuurders slechts aandelen hadden in de vorm van een lening, hadden zij geen belang meer bij een goede bedrijfsvoering van de werkmaatschappij. De Holding wist weer in het bezit te komen van alle aandelen van de werkmaatschappij, maar leed daardoor aanzienlijke schade.
De Holding spreekt uiteindelijk de notaris aan voor haar schade. De Holding stelt dat zij schade heeft geleden als gevolg van de fout die de notaris heeft gemaakt door een bepaling op te nemen in strijd met dwingend recht. Doordat de notaris de beoogde ontslagbescherming van de bestuurder zo had geformuleerd dat deze geen werking had, hebben de ander twee bestuurders schade kunnen aanrichten aan de Holding.
De rechtbank Dordrecht oordeelt dat de schade die de Holding heeft geleden in een veel te ver verwijderd verband staat tot de fout van de notaris. Daarbij komt dat de wetsbepaling die is geschonden er toe strekt alle drie de bestuurders te beschermen tegen ontslagbesluiten van de aandeelhouders, niet om de Holding te beschermen. Tevens oordeelde de rechtbank dat de notaris geen verzwaarde waarschuwingsplicht had jegens de Holding, aangezien deze niet de zwakkere partij was in verhouding tot de twee kopers van de aandelen van de werkmaatschappij.
De notaris had dus wel een fout gemaakt, maar de rechter zag de gestelde schade niet als direct gevolg van de fout, waardoor de notaris niet aansprakelijk was.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.