Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Iedereen die in Nederland woont kan aan de Belastingdienst een Verklaring arbeidsrelatie (“Var”) vragen zodat het een belastingplichtige en zijn opdrachtgevers duidelijk is hoe de vergoeding voor de geleverde prestatie fiscaal afgehandeld moet worden. De Belastingdienst beoordeelt dan op voorhand of wel of geen loonbelasting moet worden ingehouden, zodat – althans dat is het idee – partijen niet achteraf voor verrassingen kunnen worden gesteld. Zo kan een Var Loon, Var Wuo (winst uit onderneming), een Var DGA (Directeur-grootaandeelhouder) en een Var Row (resultaat uit overige werkzaamheden) worden aangevraagd en verstrekt. Om te beoordelen of sprake is van een dienstbetrekking in de zin van de Wet op de Loonbelasting (en dus loonheffingen ingehouden moeten worden) dan wel van winst uit onderneming toetst de Belastingdienst bij aanvraag bepaalde punten, zoals bijvoorbeeld of sprake is van een gezagsverhouding, van de verplichting persoonlijke arbeid te verrichten en voor wat betreft onderneming of deze zelfstandig is, hoeveel opdrachtgevers er zijn, of er kapitaal beschikbaar is, aansprakelijkheid en ondernemingsrisico.
Is de Var verleend dan mag de Belastingdienst niet terugkomen op de geldigheid van de verleende Var-verklaring, zodat ondernemers zich niet meer geconfronteerd zouden hoeven te zien met torenhoge naheffingen loonbelasting. Makkelijk toch? Dat de Belastingdienst daar anders over dacht blijkt uit een zaak die onlangs voorkwam bij de Rechtbank Haarlem. Een horecaondernemer kreeg naheffingsaanslagen loonbelasting opgelegd voor striptease-, paal- en lapdancedanseressen die in zijn onderneming optraden op een podium dat zij huurden van de horecaondernemer. De danseressen betaalden € 20,- huur per avond voor een klein podium in de bar en ontvingen van de bezoekers van de bar een vergoeding voor hun optredens, alsmede een provisie voor iedere keer dat de bezoeker door bemiddeling van de danseres een drankje afnam in de bar.
Een deel van de danseressen beschikten over een Var-Wuo voor het jaar 2006. Desondanks vond de belastinginspecteur dat sprake was van een dienstbetrekking en legde hij over de maand februari een naheffingsaanslag op voor € 20.784,-. Dit terwijl de ondernemer in februari helemaal niet duidelijk kon zijn dat sprake was van een dienstbetrekking, omdat de pas eerst in maart 2006 de ondernemer had bericht dat volgens hem sprake was van een dienstbetrekking
De ondernemer kon zich niet vinden in de naheffing en ging in bezwaar en beroep. Tijdens de zitting bij de rechtbank overgelegde hij (uiteindelijk?) vijf Var Wuo's en één Var Row. De rechtbank oordeelde dat wel sprake was van een dienstbetrekking omdat aan de elementen daarvoor werd voldaan (loon, arbeid en gezag) maar verminderde de naheffingsaanslag voor de danseressen die wel beschikten over een Var-Wuo omdat de aanslagen in strijd zouden zijn met het vertrouwensbeginsel. Een overigens wat vreemd toetsingskader omdat de opdrachtgever van iemand met een Var-Wuo niet inhoudingspichtig is in de zin van Wet op de Loonbelasting en het dus meer voor de hand had gelegen om aan deze bepaling te toetsen. Voor wat betreft de danseressen waarvan de ondernemer geen Var-Wuo had overgelegd bleef de naheffing in stand ondanks het verweer van de ondernemer dat hij er, op basis van de wel verstrekte verklaringen, vanuit mocht gaan dat de constructie voor alle danseressen akkoord zou zijn bevonden.
Oplettendheid blijft dus, ook met een Var-Wuo, geboden. Zorg als ondernemer in ieder geval dat je daadwerkelijk beschikt over de door de Belastingdienst verstrekte verklaringen in het geval de Belastingdienst voor een controle op de stoep staat. Voor de betreffende ondernemer van het sekstheater ging de alom bekende slogan van de Belastingdienst “leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker” in ieder geval niet op.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.