Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Als partijen uit verschillende landen ruzie krijgen over een internationale koop van roerende zaken, is het de vraag welke rechter over hun ruzie kan beslissen. In EU-verband moet daarvoor worden gekeken naar de EEX-Verordening (dit is een afkorting; ik zal de lezer de volledige titel besparen).
Hoofdregel uit deze verordening is dat de rechter van de lidstaat waar gedaagde zijn woonplaats heeft, bevoegd is. Daarnaast kan bij koop van roerende, lichamelijke zaken ook een andere rechter bevoegd zijn, afhankelijk van de plaats van levering. In dat geval is de rechter van die lidstaat ook bevoegd waar volgens de overeenkomst de zaken geleverd werden / geleverd hadden moeten worden.
Op basis van het bovenstaande moet dus worden gekeken naar wat de overeenkomst zegt over levering. Maar wat als de overeenkomst zwijgt over de plaats van levering?
In dat geval is de plaats van levering – zo leert het Europese Hof van Justitie ons in zijn recente uitspraak van 25 februari 2010, C-381/08 – de plaats van de materiële overdracht van de goederen waarmee de koper op de eindbestemming van de verkooptransactie de feitelijke macht om over deze goederen te beschikken, heeft verkregen of had moeten krijgen.
Een hele mond vol en men kan zich afvragen wat hier nu precies staat. In de praktijk zal deze regel erop neerkomen dat (naast de rechter van de lidstaat van gedaagde) de rechter van de lidstaat bevoegd is van de woonplaats van koper.
Een voorbeeld: een in Italië gevestigde verkoper levert autobanden aan een Nederlandse koper en hij verstuurt deze per koerier. De koper zal pas de feitelijke macht over de autobanden in Nederland krijgen. Dit betekent – op basis van voornoemde uitspraak – dat als de verkoper niet aan zijn verplichtingen voldoet, de koper de verkoper voor een rechter uit zijn eigen lidstaat (Nederland) kan slepen. Als de autobanden niet worden betaald na levering, zal de verkoper in verband met de betalingsproblemen de koper ook voor een Nederlandse rechter moeten slepen. In beide gevallen goed nieuws voor de koper, die minder ver van huis hoeft te procederen.
Maurits Richert is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.