Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Een curator die een faillissement krijgt toegewezen, moet het beste van de ontstane situatie maken. Soms leidt dit tot de verkoop van de onderneming. Hierbij is de curator gebonden aan richtlijnen en wet- en regelgeving. Belangrijk in dit verband zijn de Faillissementswet en de Praktijkregels voor curatoren. Hierin wordt de curator een hoge mate van vrijheid gelaten in zijn handelen met betrekking tot de boedel.
Een voorbeeld uit de praktijk van een mogelijke verkoop van een onderneming is het faillissement van Wehl Beef uit Enschede (zie NRC, 10 juni 2010). De curator maakte gebruik van zijn ruime bewegingsvrijheid door twee gesprekspartners aan de kant te zetten en de overnamegesprekken exclusief met VION voort te zetten. Deze beslissing heeft om twee redenen kritiek gekregen. In de eerste plaats omdat de werkgelegenheid onder de beslissing zou lijden (er zou nog maar plek zijn voor 250 van de 650 arbeidsplaatsen). In de tweede plaats omdat VION door overname een te dominante positie in de markt zou krijgen.
Als er meerdere gegadigden zijn voor overname van de onderneming, dan zal de curator kiezen voor het beste bod. Wat het beste bod is bepaalt hij aan de hand van een belangenafweging. Volgens de Praktijkregels voor curatoren moet een curator “onafhankelijk zijn en zich primair laten leiden door de belangen van de boedel en voorts door die belangen die een prudent handelend curator zich mede behoort aan te trekken”. Hiertoe behoren onder andere schuldeisersbelangen (hoogte van het bod), het belang van de onderneming voor de regio, maar zeker ook de werknemersbelangen. De gevolgen voor de markt worden nergens genoemd als meewegende omstandigheid; hierin lijkt mij ook geen bijzondere taak voor de curator weggelegd (los van het feit dat hij zich natuurlijk aan de wet heeft te houden).
Soms is het efficiënter om met één kandidaat verder te onderhandelen. In een arrest uit 2001 oordeelt de Hoge Raad (NJ 2001, 562) over de verkoop van een onroerend goed, dat het exclusief verder onderhandelen met één van de vier geïnteresseerden niet onrechtmatig was omdat de curator het belang van de boedel bij een zo hoog mogelijk bod niet uit het oog heeft verloren. Dezelfde afweging moet gemaakt worden in de onderhavige casus. Aangenomen dat de curator in de Praktijkregels genoemde belangen heeft meegenomen in zijn beslissing, mag hij besluiten de overnamegesprekken met één kandidaat voort te zetten.
Artikel 176 Faillissementswet bepaalt dat de uiteindelijke (onderhandse) verkoop toestemming behoeft van de rechter-commissaris. In verschillende arrondissementen is onderhand het beleid ontstaan dat deze toestemming mag worden voorondersteld. In het eerder genoemde arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat dit niet in strijd is met het wettelijk stelsel. Dit geldt ook voor de onderhavige casus.
De ratio achter de beslissing van de curator van Wehl Beef om exclusief met één kandidaat verder te onderhandelen, blijkt niet uit de informatie in de media. Wellicht wordt over een tijd (via de openbare verslaglegging) de door de curator gemaakte belangenafweging duidelijk.
Marieke Oosterhuis is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.