Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Zodra een faillissement is uitgesproken neemt een curator het roer over binnen het bedrijf. één van zijn doelstellingen is om de schulden niet op te laten lopen. In de meeste gevallen zal hij daarom snel de werknemers willen ontslaan. Daarvoor hoeft hij zich niet aan de gebruikelijke opzegtermijnen te houden: in faillissement geldt een maximale opzegtermijn van zes weken. Ook de opzegverboden gelden niet. Wel heeft de curator machtiging nodig van de rechter-commissaris, maar in de praktijk wordt deze gemakkelijk verleend.
Sommige werkgevers schijnen te denken dat faillissement dus een makkelijke manier is om van weknemers af te komen. Dat is echter niet altijd het geval, zoals blijkt uit een recente uitspraak.
Een werkgever wilde graag van een 61-jarige werkneemster af en bood haar een beëindigingregeling aan met een minimale vergoeding. De werkneemster wilde daar niet mee instemmen dus vroeg de werkgever zijn eigen faillissement aan. Vervolgens nam hij zijn eigen onderneming over in een ander bedrijf en nam daarmee al het personeel over, op deze ene werkneemster na. De curator had vervolgens de taak het faillissement verder af te wikkelen en dus de ene overgebleven werkneemster te ontslaan. De rechter-commissaris gaf de beschikking daarvoor af en de werkneemster werd ontslagen.
De werkneemster was eerder al in verzet gegaan tegen het faillissement, maar dat verzet had zij ingetrokken nadat de curator haar een beëindigingsvergoeding in het vooruitzicht had gesteld. De rechter-commissaris verleende echter vervolgens geen toestemming voor de vergoeding.
De werkneemster is uiteindelijk in beroep gegaan tegen de beschikking van de rechter-commissaris, omdat zij stelde dat de opzegging kennelijk onredelijk was. De rechtbank overwoog dat bij opzegging wegens faillissement een afweging moet worden gemaakt tussen de belangen van de boedel (krijgen schuldeisers wel een evenredig deel van hun vordering) en het belang van de werknemer. Meestal betekent dat dus dat alle arbeidsovereenkomsten kunnen worden opgezegd. Echter, onder bijzondere omstandigheden kan het door de curator gegeven ontslag toch kennelijk onredelijk zijn.
In deze casus waren de bijzondere omstandigheden wel overduidelijk aanwezig. De werkgever had bewust zijn eigen faillissement aangevraagd om goedkoop van de betreffende werkneemster af te komen. Daarbij waren de enige schuldeisers in dit faillissement de directeur van de failliete onderneming en de werkneemster. Het belang van de boedel en van de werkneemster waren dus praktisch hetzelfde. De beschikking van de rechter-commissaris werd vernietigd en de werkneemster bleef in dienst.
Hoewel dit soort gevallen (waarschijnlijk) wel een uitzondering zal blijven blijkt dat het ontslag door een curator niet altijd waterdicht is.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.