Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Zoals een ieder die zich wel eens met het arbeidsrecht bezighoudt weet, zijn de wettelijke regels daarvan neergelegd in boek 7.10 van ons Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast bestaat nog een groot aantal wetten die eveneens zien op al hetgeen met het arbeidsrecht in ruime zin te maken heeft, zoals bijvoorbeeld de wet melding collectief ontslag, de werkloosheidswet, de wet op de ondernemingraden, het Ontslagbesluit etc.
Als gevolg van deze specifieke regelgeving wordt wel eens vergeten dat het “gewone” privaatrecht, zoals dat is neergelegd in met name de boeken 3 en 6 van het BW – ten gevolge van de gelaagde structuur van ons BW -, ook van toepassing is op de verhouding tussen werkgevers en werknemers. Het gaat dan om leerstukken als de totstandkoming van een overeenkomst, wanneer kun je een beroep doen op dwaling, wanneer is sprake van bedrog etc.
Er is evenwel een belangrijk verschil tussen het doel van het algemene privaatrecht en het specifieke arbeidsrecht. Het privaatrecht c.q. het algemeen verbintenissenrecht beoogt de verhoudingen tussen burgers onderling te regelen waarbij niet per definitie op voorhand sprake is van bescherming van de ene partij boven de andere. Het arbeidsrecht is daarentegen, al vanaf het moment van introductie van de wet op de arbeidsovereenkomst in 1907 gericht op bescherming van de werknemer. Dit principe is in de afgelopen eeuw niet veranderd.
Dit verschil heeft gevolgen voor de manier waarop de privaatrechtelijke normen doorwerken in de arbeidsovereenkomst. Soms heeft het arbeidsrecht een privaatrechtelijke bepaling opzij gezet, soms werkt het privaatrecht zonder meer door, maar ook zijn er gevallen waarin de privaatrechtelijke norm niet zonder meer zijn toepassing vindt maar “gekleurd” doorwerkt in het arbeidsrecht.
Dit laatste doet zich met name voor bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daar waar tussen twee partijen op grond van artikel 3:35 BW geldt dat zij in beginsel over en weer mogen vertrouwen op hetgeen zij verklaren, geldt in het arbeidsrecht, zo heeft de Hoge Raad bepaald, dat de werknemer alleen aan zijn instemming met een ontslag is gehouden indien zijn verklaring duidelijk en ondubbelzinnig op deze beëindiging is gericht. Daarbij geldt ook nog een onderzoeksplicht voor de werkgever: deze dient zich ervan te vergewissen dat de wil van de werknemer daadwerkelijk gericht is op de beëindiging. Dit speelt onder meer ten aanzien van mensen die de Nederlandse taal minder goed beheersen.
Ook over dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden in het kader van een arbeidsovereenkomst is het nodige geprocedeerd. Maar hierover meer in een van mijn volgende bijdragen.
Liesbeth Heidstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.