Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De procedure wegens kennelijk onredelijk ontslag is de laatste tijd veel in de belangstelling geweest. De rechtspraak heeft een tijd gezocht naar een formule zoals de kantonrechtersformule, om ook in dit soort zaken meer houvast te hebben. De Hoge Raad heeft daar een streep door gehaald; daarmee zijn we voor wat betreft de voorspelbaarheid van de uitkomst van deze procedure weer terug bij af. Anders dan het even leek, zal een procedure uit kennelijk onredelijk ontslag niet standaard tot een vergoeding leiden. Bovendien is ook uitgemaakt dat het om een andere vergoeding gaat dan bij ontbinding: bij kennelijk onredelijk ontslag gaat het om een schadevergoeding, en moet “schade” dus worden aangetoond.
Juist omdat het hele veld weer open ligt zijn nieuwe uitspraken op dit terrein zo interessant. In februari van dit jaar deed de kantonrechter in Haarlem een uitspraak die nu onlangs is gepubliceerd. De zaak was op zich ?recht door zee? in die zin dat het ging om een werknemer die bij een reorganisatie boventallig was geworden en op grond van de geldende CAO aanspraak had op een vergoeding van ongeveer € 30.000,-.
Zo op het eerste gezicht geeft de casus niet direct aanleiding te veronderstellen dat de werknemer verder nog op een vergoeding aanspraak zou kunnen maken, al werd deze werknemer wel erg hard door de reorganisatie getroffen. Hij werkte al 38 jaar bij hetzelfde bedrijf, sinds zijn veertiende, en had (dus) een erg eenzijdige werkachtergrond. Bovendien had hij in 2008 een aanvullende hypotheek afgesloten waarvoor zijn werkgever hem een werkgeversverklaring had gegeven zonder enig voorbehoud, terwijl de werkgever toen al wist dat er een reorganisatie aan kwam. Dat bij elkaar maakte dat de kantonrechter van oordeel was dat het ontslag toch kennelijk onredelijk was.
De kantonrechter geeft er in zijn uitspraak duidelijk blijk van zich te realiseren dat hij vervolgens een schadevergoeding moet toekennen. Dat is lastig, want de schade is lastig te berekenen: die hangt immers deels af van toekomstige omstandigheden, waaronder de vraag hoe snel de werknemer een andere baan vindt en wat hij gaat verdienen. De rechter doet echter een schatting, en kent de werknemer naast het al betaalde bedrag van € 30.000,- nog eens € 100.000,- toe.
Bevredigt de uitspraak? Ja en nee. Nee, omdat (op de hypotheekverklaring na) alle gevolgen van het ontslag “normale” gevolgen zijn, hoe ingrijpend die voor werknemers ook zijn: verlies aan inkomen, pensioenschade, enzovoorts. Die zaken maken een ontslag nog niet onredelijk. Ja, omdat in dit specifieke geval de werknemer alleen door zijn verleden al zwaarder wordt getroffen dan welke voorstelbare andere werknemer dan ook. Een werkgever hoeft het dus niet fout te doen om toch extra te moeten betalen.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.