Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Wie als eenmanszaak of als onderdeel van een vennootschap onder firma een onderneming voert, is persoonlijk aansprakelijk voor de verbintenissen die daarbij ontstaan. Door het onderbrengen van de onderneming in een besloten vennootschap (B.V.), kan deze persoonlijke aansprakelijkheid worden vermeden: de B.V. is aansprakelijk voor de schulden van de onderneming en de bestuurder is dat dan in principe niet. Inderdaad, in principe niet. Onder omstandigheden kan een bestuurder ook in privé aansprakelijk worden gehouden voor de nakoming van schulden van de vennootschap op grond van onrechtmatige daad jegens de schuldeiser. In een eerdere blog zijn daarvoor geldende criteria weergegeven.
Om aan de hand van die criteria te bepalen of een bestuurder ook in privé aansprakelijk is, blijft echter vaak lastig om tevoren te bepalen, omdat het afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. De casus die aan een recent arrest (Hoge Raad, 26 maart 2010) ten grondslag lag, illustreert welke omstandigheden een (belangrijke) rol kunnen spelen voor de privé aansprakelijkheid van de bestuurder.
Het ging in dit geval om het volgende (waarbij omwille van de leesbaarheid slechts de grote lijnen worden weergegeven). Een vennootschap (S) had een grote schuld aan een bank. Om uitstel van betaling te krijgen had de indirecte bestuurder (Z) van S afgesproken dat alle bedragen die S van een debiteur zou ontvangen zouden worden aangewend ter aflossing van haar schuld aan de bank. Toen de debiteur vervolgens S betaalde werd niet de bank voldaan, maar werden met de bedragen andere crediteuren voldaan. De vennootschap had geen andere inkomsten en bood ook op een andere wijze geen verhaal voor nakoming van de schuld.
Op verzoek van de bank werd Z veroordeeld tot betaling van het bedrag dat S had ontvangen maar niet aan de bank had betaald. Van belang was met name dat volgens het gerechtshof was komen vast te staan (i) dat de bank uitstel van betaling had verleend op voorwaarde dat hetgeen van de debiteur zou worden ontvangen zou worden aangewend ter aflossing van de schuld aan de bank, (ii) dat de bestuurder bewust de ontvangen bedragen op een andere rekening had laten overmaken om deze aan het zicht van de bank te onttrekken en (iii) dat S op geen andere wijze verhaal bood. Het gerechtshof nam op basis van deze omstandigheden betalingsonwil aan de kant van Z jegens de bank aan. In cassatie liet de Hoge Raad deze uitspraak in stand.
Het staat een bestuurder in beginsel vrij een eigen afweging te maken welke schuldeisers van de vennootschap in de gegeven omstandigheden zullen worden voldaan. Onder omstandigheden (zoals hierboven, als betalingsonwil aannemelijk kan worden gemaakt) kan echter het niet betalen van een crediteur ertoe leiden dat een bestuurder persoonlijk aansprakelijk is. Of de omstandigheden daartoe leiden blijft moeilijk te bepalen, zodat het bij twijfel raadzaam lijkt een advocaat te raadplegen.
Het verdient ten slotte nog opmerking dat in dit geval de bank ook een stil pandrecht had op de vordering van S op de debiteur. Zij kon de vordering op de debiteur ook zelf innen nu S in gebreke was met de betaling. Het blijft onderbelicht of de bank in dit geval van dit recht heeft afgezien, maar waarschijnlijk valt dit ook onder de afspraak over het uitstel van betaling. Indien de bank dit verhaalsrecht had opgegeven onder de toezegging dat de ontvangen bedragen aan haar zouden worden overgemaakt, had Z nog minder de vrijheid om te bepalen wat hij met de opbrengst zou doen.
Maurits Richert is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.