Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
De Crisis- en herstelwet is gisteren – 31 maart 2010 – in werking getreden. De definitieve tekst van de wet en bijlagen is op 30 maart 2010 in het Staatsblad gepubliceerd en inmiddels ook online beschikbaar.
Met de Crisis- en Herstelwet wordt geprobeerd besluitvorming over infrastructurele en andere bouwprojecten en projecten op het gebied van duurzaamheid, energie en innovatie te versnellen. In drie eerdere weblog-berichten (7 juli 2009, 30 november 2009 en 12 januari 2010) berichtten we al over de wet en de daarin opgenomen maatregelen zoals onder andere het ‘projectuitvoeringsbesluit’.
De wet heeft deels een tijdelijk karakter en deels een permanent karakter. De hoofdstukken 1 en 2 hebben een tijdelijk karakter. Deze onderdelen zullen vervallen op 1 januari 2014. Hoofdstuk 3, dat voorziet in de aanpassing van een groot aantal wetten, heeft een permanent karakter.
Hoofdstuk 1 bevat bestuursrechtelijke maatregelen die alleen gelden voor een lijst met categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten (bijlage I) en een lijst met projecten (bijlage II). De categorieën in bijlage I zijn algemeen omschreven, zoals bijvoorbeeld de aanleg of uitbreiding van productie-installaties voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie. De projecten in bijlage II zijn concrete, met naam aangeduide, projecten, zoals onder andere de integrale gebiedsontwikkeling van Amsterdam Noordelijke IJ-oevers, de wijziging van de A1 – A27 en de renovatie van de Brienenoordbrug. Tot de tijdelijke maatregelen in hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet behoren onder andere een beperking van het beroepsrecht van de decentrale overheden, de mogelijkheid om materiële gebreken (dus strijd met rechtsregels of algemene rechtsbeginselen) te passeren, het vervallen van de mogelijkheid om pro forma beroep in te stellen, de verkorting van de termijn voor de rechter om uitspraak te doen (namelijk zes maanden) en de relativiteitseis. De relativiteitseis houdt in dat de rechter een besluit alleen kan vernietigen wegens schending van een rechtsnorm die kennelijk strekt tot bescherming van de belangen van de degene die zich op die norm beroept. De relativiteitseis geldt alleen in de fase van de rechtspraak, dus niet in de bezwaarschriftenprocedure en in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. In deze fases van de besluitvorming kan een belanghebbende dus wel alle rechtsnormen inroepen die op het besluit van toepassing zijn, ook al strekken ze niet tot bescherming van zijn belang.
Hoofdstuk 2 heeft betrekking op onder meer ontwikkelingsgebieden, innovatie en versnelde uitvoering van bouwprojecten. De Crisis- en herstelwet maakt het mogelijk om ten behoeve van bepaalde woningbouwprojecten en andere projecten van maatschappelijke betekenis een ‘projectuitvoeringsbesluit’ te nemen dat strekt ter vervanging van de vergunningen, ontheffingen en andere besluiten die normaal gesproken voor zo’n project zijn vereist. Voor woningbouwprojecten kan een projectuitvoeringsbesluit worden vastgesteld voor projecten die geheel of hoofdzakelijk voorzien in de bouw van tussen de 12 en 2000 nieuwe woningen. Het is overigens geen verplichting om voor deze projecten een projectuitvoeringsbesluit vast te stellen.
Hoofdstuk 3 heeft zoals gezegd een permanent karakter. De maatregelen uit dit deel hebben betrekking op alle ruimtelijke en infrastructurele projecten in ons land en behouden hun werking ook na 2014. Vanaf 31 maart 2010 maken de maatregelen uit hoofdstuk 3 immers deel uit van de vele wetten die door de Crisis- en herstelwet zijn gewijzigd. Een opmerkelijk voorbeeld is het schrappen van de inpassingsplicht van het projectbesluit uit de sinds 1 juli 2008 geldende Wet op de ruimtelijke ordening. Tot gisteren bepaalde deze wet dat een projectbesluit binnen een jaar moet worden opgenomen (ingepast) in een ontwerp-bestemmingsplan. Die verplichting is komen te vervallen. Het projectbesluit is dus niet meer uitsluitend bedoeld om te anticiperen op een toekomstig bestemmingsplan. Daarmee zijn we in feite weer terug bij de regeling van de zelfstandige projectprocedure uit de op 1 juli 2008 vervallen WRO. De aan de inpassingsplicht gekoppelde legessanctie uit de Wro is ook vervallen. Met ingang van gisteren geldt wel dat als het projectbesluit niet binnen 2 maanden digitaal beschikbaar is gesteld, geen leges meer kunnen worden geheven.
We moeten er rekening mee houden dat de tijdelijke maatregelen van de Crisis- en herstelwet minder tijdelijk zullen zijn dan het nu lijkt. Naar verwachting komt een (groot) aantal van de tijdelijke maatregelen uit hoofdstuk 1, zoals de relativiteitseis, in de toekomst terecht in het algemeen geldende bestuursprocesrecht dat is neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de omvangrijke aanpassing die nu in voorbereiding is met het wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht. Voorts is van belang dat de wet ook na 1 januari 2014 van toepassing blijft op vervolgbesluiten indien een besluit voor een project uit de wet is genomen voor die datum.
Of de Crisis- en herstelwet daadwerkelijk zal leiden tot een versnelling van de besluitvorming moet worden afgewacht. Zeker is in ieder geval wel dat een ieder die zich bezighoudt of wordt geconfronteerd met bouw- en andere projecten waarop de wet ziet, met de nieuwe regels te maken zal krijgen. De verwachting is dat daarbij tal van (rechts)vragen zullen rijzen.
Cathine Knijff is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.