Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Opnieuw heeft de rechter een uitspraak gedaan in een zaak over zichtbare geloofsuitingen in relatie tot werk(kleding). Een Amsterdamse tramconducteur kreeg van zijn werkgever, het GVB, een verbod om over zijn uniform een kettinkje te dragen met daaraan een kruisje, dit als uiting van zijn Christelijk geloof. De chauffeur stelde dat sprake was van (verboden) onderscheid naar godsdienst. Het GVB wees op haar algemene kledingvoorschriften die bepalen dat kledingstukken die niet tot de bedrijfskleding behoren niet zichtbaar mogen zijn, en dat sieraden verder bescheiden van vorm en afmetingen moeten zijn. Het kettinkje paste volgens het GVB niet in die regels, en strookte bovendien niet met het veiligheidsbeleid van het GVB. Dat was recent nog aangescherpt en verbood alle kettingen en broches. Een armband met een kruisje daaraan daarentegen mocht wel.
De chauffeur stapte naar de rechter en eiste dat het GVB hem zou toestaan het kettinkje te dragen. Hij was van mening dat het GVB onderscheid naar godsdienst maakte: een kettinkje met een crucifix mocht niet, maar een hoofddoek mocht wel. Dat een zichtbaar kettinkje met een kruisje afbreuk zou doen aan de uitstraling van zijn uniform vond hij bovendien een miskenning van zijn geloofsopvatting.
De rechter gaf het GVB gelijk. De rechter was van oordeel dat het beleid van het GVB terecht was, en dat bovendien geen sprake was van onderscheid naar godsdienst omdat andere uitingen (bijvoorbeeld het armbandje) wel waren toegelaten. Het verbod op kettingen was niet onredelijk (want passend bij een uniform, en noodzakelijk voor veiligheid), en de vergelijking met een hoofddoek ging niet op omdat die tot de bedrijfskleding behoort en bovendien, anders dan een ketting, niet onveilig zou zijn.
Heeft de rechter het goed gedaan? Ja en nee. Nee, omdat zijn overweging dat geen sprake is van onderscheid onjuist is. De enkele verplichting tot het dragen van een uniform kan al indirect onderscheid opleveren als dat het mensen onmogelijk maakt daarmee hun geloof uit te dragen (ik schreef daar al eens eerder over), en het niet zichtbaar mogen dragen van een ketting met een kruisje betekent ook indirect onderscheid. Het feit dat er een goede reden voor is neemt dat niet weg, zoals de kantonrechter lijkt te menen. Echter: het feit dat er een goede reden voor is betekent wél dat het het onderscheid gerechtvaardigd is, zoals vaak het geval zal zijn als mensen een uniform aanmoeten.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.