Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Wanneer het om welke reden ook niet langer gaat tussen een werkgever en werknemer en zij beiden de arbeidsovereenkomst willen beëindigen, wordt daartoe regelmatig een zogenaamde beëindigingsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst leggen partijen de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst eindigt, vast.
Het is niet ongebruikelijk dat de werkgever in het kader van een dergelijke regeling een deel van de kosten van juridische rechtsbijstand van de werknemer op zich neemt. Vaak gaat de werkgever hierbij uit van de gedachte dat hij de verschuldigde BTW kan aftrekken van de door hem te betalen omzetbelasting waar de werknemer dit voordeel niet heeft.
Met deze bijdrage willen wij u waarschuwen voor deze – onjuiste – gedachte.
De BTW, de belasting over de toegevoegde waarde, geeft het systeem aan van berekening van de omzetbelasting. Ondernemers zijn BTW verschuldigd over hun totale omzet maar mogen de BTW die andere ondernemers aan hen in rekening brengen in aftrek brengen. Het moet hierbij wel gaan om diensten die zijn geleverd aan de onderneming zelf.
De juridische diensten die verleend zijn aan een werknemer, zijn evenwel geen diensten die aan de onderneming zelf zijn verleend. Daarom komt de BTW over deze diensten niet voor aftrek in aanmerking. Het maakt daarbij niet uit of de factuur van de juridische adviseur op naam van de werkgever is gesteld.
Een en ander betekent overigens niet dat de werkgever de kosten van juridische rechtsbijstand niet voor zijn rekening zou mogen nemen. Op grond van een beleidsbesluit van de Belastingdienst worden dergelijke kostenvergoedingen namelijk niet gezien als loon waarmee de werkgever deze kosten kan vergoeden zonder dat hij het risico loopt hierover loonheffing verschuldigd te zijn.
Kortom: de kosten van rechtsbijstand mag een werkgever vergoeden zonder dat hierover loonbelasting wordt geheven, de BTW mag hij evenwel niet aftrekken.
Liesbeth Heidstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.