Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Enige tijd geleden schreven wij over het all-in uurloon dat Albert Heijn, Etos en Gall&Gall hebben ingevoerd voor hun werknemers met een zogenaamde kleine parttime baan (dienstverband van 48 uur of minder per 4 weken dan wel maximaal 12 uur per week). Dit all-in uurloon bevat (i) het basis uurloon, (ii) de opgebouwde ADV-uren, (iii) de opgebouwde vakantietoeslag en (iv) de loonwaarde van de opgebouwde vakantiedagen. Normaal bevat een uurloon slechts (i) het basis uurloon; de overige bestanddelen worden gewoonlijk eens per jaar uitgekeerd (iii) of wanneer een werknemer daadwerkelijk vrij neemt (ii en iii). De invoering van het all-in uurloon stuitte de vakbonden FNV en CNV tegen de borst en zij vorderden in kort geding dat de toepassing van het all-in uurloon werd verboden. De rechter was het echter met Albert Heijn cs. eens en wees de vorderingen van de bonden af waarop de bonden in hoger beroep gingen.
In hoger beroep staat wederom onder meer de vraag centraal of het door Albert Heijn cs. ingevoerde all-in uurloon niet in strijd is met de wet of de CAO. Het Hof Amsterdam komt tot hetzelfde oordeel als de Haarlemse rechter in eerste aanleg en wijst de vorderingen van de bonden dan ook weer af. Een all-in uurloon mag, mits – zoals ook werd geschreven in de eerdere blog – de toepasselijke CAO de mogelijkheid daartoe biedt, aparte registratie wordt bijgehouden van de opgebouwde vrije uren en zolang de werkgever de werknemers volledig in staat stelt om vakantiedagen op te nemen.
Hetgeen met name een heikel punt vormt in deze discussie, is de vooruitbetaling van (iv) de vakantiedagen. De bonden vinden dat niet alleen de CAO, maar ook de wetgeving zich hiertegen verzet. Het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers in artikel 7:639 lid 1: “De werknemer behoudt gedurende zijn vakantie recht op loon.” Volgens de bonden vloeit hieruit voort dat het vooruit betalen van de loonwaarde van opgebouwde vakantiedagen op gespannen voet staat met het oogmerk van dit wetsartikel. Werknemers kunnen vakantie opnemen, omdat zij over die dagen loon uitgekeerd krijgen. Omgekeerd: werknemers zullen wellicht geneigd zijn geen vakantie op te nemen, omdat hen inmiddels de middelen daartoe zouden kunnen ontbreken.
Volgens het Hof is dit geen doorslaggevende factor. Zij overweegt daartoe onder meer dat hoewel het woord “gedurende” in artikel 7:639 lid 1 erop zou kunnen wijzen dat de wetgever heeft beoogd daarmee het tijdstip van de betaling van de vakantiedagen te bepalen – namelijk op hetzelfde tijdstip als zou er geen vakantie zijn opgenomen – er omtrent dat tijdstip in de wetsgeschiedenis van deze bepaling niets terug te vinden valt. De door de bonden aangehaalde jurisprudentie van het Hof van Justitie doet hier volgens het Hof niet aan af. In het aangehaalde arrest oordeelde het Hof van Justitie dat Europese richtlijnen zich kort gezegd verzetten tegen een vooruitbetaling van vakantiedagen bij het loon. Het betrof daar echter werknemers die erg veel en ook nog eens veel achter elkaar werkten, terwijl het in het geval van Albert Heijn cs. gaat om werknemers die maximaal 12 uur per week dan wel 48 uur per maand of minder werken. Bovendien werken met name jonge mensen in deze kleine parttime functies en zij verdienen gezien hun leeftijd een laag brutoloon. Dit betekent dat de waarde van hun vakantie relatief gezien laag is; het Hof trekt daaruit de conclusie dat uitbetaling van dat relatief lage bedrag voorafgaand aan het daadwerkelijk opnemen van vakantiedagen geen echte invloed zal hebben op het wel of niet opnemen van vakantie. Het Amsterdams Hof vindt daarom dat de uitspraak van het Hof van Justitie niet van toepassing is op de situatie van de kleine parttimers.
Het Amsterdamse Hof brengt hiermee dus een nuancering aan in de uitspraak van het Hof van Justitie. Of deze nuancering stand zal houden, zal moeten blijken als het Hof van Justitie zich in de toekomst wellicht zal uitlaten over deze zaak.
Kissiwah Mireku is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.