Praktijkgebieden: Omgevingsrecht
In mijn eerdere bijdrage schreef ik al over een nieuwe weigeringgrond voor milieuvergunningen. Deze weigeringgrond geeft het vergunningverlenend gezag de bevoegdheid om een milieuvergunning niet te verlenen, indien door verlening ervan (bijvoorbeeld) strijd zou ontstaan met een bestemmingsplan of een beheersverordening. Deze nieuwe weigeringgrond is opgenomen in artikel 8.10 lid 3 van de Wet milieubeheer en geldt sinds 1 juli 2008, met de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening.
In de Invoeringswet is geen overgangsrecht opgenomen voor deze nieuwe weigeringgrond. Dit betekent dat de weigeringgrond kan worden toegepast bij besluiten die genomen zijn op of na 1 juli 2008. Dus ook als een aanvraag om een milieuvergunning voor 1 juli 2008 is ingediend, kan de milieuvergunning op deze grond worden geweigerd.
Zoals ik destijds al schreef, bestaat er in geval van strijd met het bestemmingsplan geen plicht om de vergunning te weigeren. Het gaat om een bevoegdheid. Dus ook wanneer het vergunningverlenend gezag, burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten en degene die de vergunning aanvraagt het erover eens zijn dat een aangevraagde activiteit in strijd is met de bestemming die volgens het geldende bestemmingsplan op het perceel is neergelegd, betekent dit niet dat de vergunning geweigerd moet worden.
Een goede motivering van het besluit is hierbij van groot belang. Het bevoegd gezag zal onderzoek moeten doen naar de (on)mogelijkheden voor vergunningverlening. Pas daarna kan tot een voldoende draagkrachtig gemotiveerd besluit worden gekomen dat inhoudt ofwel dat de vergunning wegens strijd met het bestemmingsplan wordt geweigerd, ofwel dat de vergunning niet wegens strijdigheid met het bestemmingsplan behoeft te worden geweigerd. Dit laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn als men voornemens is om ontheffing van het bestemmingsplan te verlenen.
Als dit onderzoek niet wordt verricht, is het besluit onzorgvuldig voorbereid en zal het mogelijk door de rechter worden vernietigd wegens in strijd met artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht. Bij strijdigheid met het bestemmingsplan kunnen vergunningverleners dus ook niet ‘zo maar’ de vergunning weigeren, maar dienen zij in hun besluit duidelijk te maken dat zij de (on)mogelijkheden van vergunningverlening voldoende hebben onderzocht.
Cathine Knijff is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.