Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Normaal gesproken kan iemand die aan een verkeerde partij betaalt, bijvoorbeeld door het geld op een verkeerd rekeningnummer over te maken, dit geld terugvorderen. Juridisch zegt men dan wel dat “zonder rechtsgrond” is betaald. De betaler heeft een vordering op grond van onverschuldigde betaling op de ontvanger. Deze regel van onverschuldigde betaling geldt trouwens niet alleen voor het overmaken van geld, maar ook voor andere vormen van 'betaling', zoals het geven van een goed of het verrichten van een andere prestatie.
Is de ontvanger failliet gegaan, dan is het voor de betaler wat minder eenvoudig. In faillissement worden immers de opbrengsten volgens een vaste rangorde verdeeld, waarbij de wet voorrang toekent aan bepaalde vorderingen. Die voorrang wordt niet op voorhand toegekend aan een vordering uit onverschuldigde betaling. Hooguit kan de betaler, als de betaling na faillissement is geschied, met recht betogen dat sprake is van een boedelvordering. Hij heeft dan voorrang op de pre-faillissementscrediteuren, zoals bijvoorbeeld de fiscus. Hij komt echter ook dan nog in rang na preferente boedelschuldeisers, zoals de curator voor zijn salaris en de werknemers voor hun loonvordering na faillissement.
In sommige (uitzonderings)gevallen kan de onverschuldigde betaler aanspraak maken op snellere terugbetaling en een (nog) hogere voorrang. Volgens de Hoge Raad dient de curator de betaling ongedaan te maken “in het geval waarin tussen de gefailleerde en degene die aan hem betaalde geen rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan die tot de betaling aanleiding gaf en waarin de betaling slechts het gevolg is geweest van een onmiskenbare vergissing“. Een dergelijk geval zal zich voordoen als aan een hele andere partij is betaald dan degene die daarop recht had en de ontvanger geen bekende was van de betaler, of als er twee keer is betaald voor eenzelfde schuld.
Het is niet altijd op voorhand overduidelijk dat sprake is van een onmiskenbare vergissing; het is aan de betaler dit aan de curator duidelijk te maken. Bovendien mag een curator de redelijke kosten in rekening brengen die zijn gemaakt als gevolg van de vergissing en het nakomen van bedoelde verplichting. Het is daarom aan de onverschuldigde betaler die zo snel mogelijk zijn geld terug wil ontvangen te adviseren om bij de curator zoveel mogelijk feiten en informatie aan te dragen. De curator kan dan snel nagaan of aan voorgenoemd criterium is voldaan en zal hij minder werk in rekening brengen.
Maurits Richert is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.