Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Op 9 oktober jl. deed de Hoge Raad in twee (verwante) zaken uitspraak over de bevoegdheid van een bestuurder om een vennootschap te vertegenwoordigen bij een tegenstrijdig belang tussen die bestuurder en vennootschap.
Een dergelijk tegenstrijdig belang kan ontstaan als de personen betrokken bij de vertegenwoordiging meerdere belangen hebben of behartigen. Daarvan kan sprake zijn als de bestuurder de vennootschap vertegenwoordigt bij een overeenkomst waarbij hij zelf ook in een andere hoedanigheid (bijvoorbeeld als aandeelhouder of in privé) betrokken is.
De vraag is wanneer er precies sprake is van zo'n tegenstrijdig belang. Uit de jurisprudentie valt op te maken dat niet (meer) gauw het geval is. De Hoge Raad vindt dat het van de omstandigheden van het geval afhangt of er sprake is van een tegenstrijdig belang. Het gegeven dat de bestuurder verschillende hoedanigheden heeft wiens belangen niet parallel lopen, is daarvoor op zichzelf onvoldoende. De wet (artikel 2:256 BW) bepaalt dat de algemene vergadering van aandeelhouders steeds bevoegd is één of meer andere personen aan te wijzen om de vennootschap te vertegenwoordigen in geval van een tegenstrijdig belang.
De Hoge Raad laat zich in deze uitspraken uit over die aanwijzing door de algemene vergadering van aandeelhouders. In de casus was sprake van een bestuurder die de vennootschap vertegenwoordigde bij een overeenkomst die werd aangegaan met een andere vennootschap waarvan de bestuurder enig aandeelhouder was. De vennootschap ging failliet en de benoemde curator vond dat de vennootschap niet was gebonden aan de overeenkomsten (met als gevolg dat er een terugbetaling aan de faillissementsboedel diende plaats te vinden). De curator stelde zich op het standpunt dat er sprake was van een ongeoorloofd tegenstrijdig belang en het ontbreken van een aanwijzingsbesluit van de algemene vergadering van aandeelhouders, waardoor de bestuurder niet bevoegd was om de vennootschap te vertegenwoordigen.
Volgens de Hoge Raad vloeit uit artikel 2:256 BW voort dat in geval van een tegenstrijdig belang een uitdrukkelijk besluit van de aandeelhouder nodig is waarin een bijzondere vertegenwoordiger wordt aangewezen, ook als de (indirect) bestuurder dezelfde persoon is als de (indirect) aandeelhouder. Ondanks het feit dat er in deze casus geen formeel (uitdrukkelijk) aanwijzingsbesluit was genomen, vindt de Hoge Raad toch dat is voldaan aan de strekking van artikel 2:256 BW. Uit de (bijzondere) omstandigheden van dit geval kan worden afgeleid dat de aandeelhouder zich voldoende bewust was van het tegenstrijdig belang en dat de aandeelhouder ondubbelzinnig heeft ingestemd met de vertegenwoordiging van de vennootschap door de bestuurder.
De Hoge Raad vindt dus dat er ook in dit geval formeel een aanwijzingsbesluit moest worden genomen, op grond van de thans geldende regelgeving. In dit kader is van belang dat er een wetsvoorstel aanhangig is, waarin het artikel 2:256 BW komt te vervallen. De regering vindt namelijk dat de huidige regeling 'aanleiding geeft tot nogal formeel aandoende besluitvorming door algemene vergaderingen en tot rechtsonzekerheid bij vennootschap en wederpartij'. Mogelijk leidt (de aanname van) deze wet tot meer tevredenheid bij met name DGA’s, die inderdaad geconfronteerd worden met een 'papierwinkel' aan vereiste besluiten op het moment dat er sprake zou kunnen zijn van een tegenstrijdig belang. Wij houden u op de hoogte van de voortgang van de wijzigingen.
Marieke Oosterhuis is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.