Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Meerdere malen schreef ik al over de 30%-regel; deze regel houdt in dat onder bepaalde voorwaarden werkgevers voor hun “ingekomen werknemers” 30% van het brutoloon belasting-vrij kunnen vergoeden. De regeling is neergelegd in de Wet op de Loonbelasting 1964 (Wet LB) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit.
Ingekomen werknemers zijn werknemers die een werkgever uit het buitenland heeft aangetrok-ken en die beschikken over een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is. Op zich een duidelijke definitie van dit begrip. Toch kan hier verwarring over ontstaan en de Hoge Raad heeft onlangs voor het eerst zijn licht doen schijnen over het begrip “ingekomen werknemer”.
Een Nederlandse man emigreert naar Engeland, hij is daar werkzaam voor een Engelse werkge-ver. Jaren later verhuist deze meneer met zijn gezin weer naar Nederland en blijft hier werken voor dezelfde Engelse werkgever. Zijn functie en takenpakket blijven daarbij hetzelfde. In Nederland stelt de man dat hij, omdat hij over een specifieke deskundigheid beschikt die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is, de 30% – regeling moet kunnen toepassen. De Belastingdienst wijst dit verzoek af, de man gaat in beroep bij het Hof en komt uiteindelijk hij terecht bij de Hoge Raad.
De vraag in deze is of de man als “ingekomen werknemer” gezien kan worden. De Hoge Raad sluit zich aan bij de Belastingdienst en het Hof en vindt ook dat daar geen sprake van is. De Hoge Raad overweegt daarbij onder meer dat de verhuizing naar Nederland geen wijzigingen in functie en het takenpakket met zich hebben gebracht. Ook de plek waar zijn werkzaamheden zich afspeelde wijzigde niet werkelijk. De verhuizing was in feite uitsluitend om privéredenen. Gelet op deze omstandigheden achtte de Hoge Raad de man dan ook geen “ingekomen werknemer”.
Kissiwah Mireku is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.