Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Tijdens de uitzending van Goedemorgen Nederland op donderdag 1 oktober 2009 riep Pieter Lakeman, voorzitter van de Stichting Hypotheekleed, de rekeninghouders van DSB Bank op om hun geld bij de DSB weg te halen. Volgens hem moest DSB failliet. Niet lang daarna lag de website van DSB waarop klanten konden inloggen, enkele uren plat. Volgens DSB zou dit komen doordat hackers de internetsite hadden bestookt, maar volgens diverse kranten kwam het doordat er inmiddels een bankrun was ontstaan op het spaargeld.
Als alle spaarders aan de oproep van Lakeman hadden gehoor gegeven – en dit ook mogelijk zou zijn geweest – dan zou DSB in een nog ernstigere positie terecht zijn gekomen dan zij nu verkeert. In de praktijk heeft een bank meestal niet voldoende liquide middelen om al haar spaarders te betalen als zij tegelijk hun saldo opnemen, zo ook DSB niet. Doordat DSB dan niet aan haar opeisbare vorderingen kan voldoen zou zij daarna op korte termijn failliet kunnen worden verklaard.
Met zijn oproep zette Lakeman aan tot handelen waardoor DSB schade zou leiden. Ook impliceerde Lakeman met zijn oproep dat DSB afstevende op een faillissement. Of hij voor zijn uitspraken aansprakelijk kan worden gehouden, is nog maar de vraag. Een dergelijke aansprakelijkstelling zou waarschijnlijk stoelen op onrechtmatige daad. Of een rechter een dergelijke vordering jegens Lakeman zou toewijzen is moeilijk te voorspellen omdat de rechter daarbij de omstandigheden van het geval zal meewegen.
Als de uitingen van Lakeman en de volgens hem bestaande misstanden voldoende gegrond zijn, dan lijkt aansprakelijkheid minder voor de hand te liggen. Uiteraard zal dit anders worden als blijkt dat de uitingen van Lakeman nergens op gebaseerd zijn. Daarbij zal ook een rol spelen dat Lakeman zijn oproep heeft gedaan op televisie. Televisie heeft een groot bereik en wordt bovendien door de Hoge Raad gezien als een indringer medium dan andere media. Ook de ernst van zijn suggestie (namelijk dat de DSB op een faillissement afstevent) en de mogelijke ernstige schade voor DSB kunnen een argument zijn voor aansprakelijkheid.
Men kan zich afvragen of de oproep van Lakeman – aan de spaarders – in het belang was van degenen die hij vertegenwoordigt, de polisslachtoffers. De meeste spaarders krijgen in het geval van faillissement hun geld terug. De Staat garandeert immers tot € 100.000 dat de inleg wordt teruggegeven. Voor de vordering om schadevergoeding van de polisslachtoffers geldt een dergelijke garantie niet.
De polisslachtoffers zouden bij de curator hun vordering moeten indienen. Hun vordering om schadevergoeding is een concurrente vordering. Deze komt bij afwikkeling in faillissement relatief laat aan de beurt. Eerst zal de curator uit de opbrengst de faillissementskosten en de preferente crediteuren moeten voldoen. Ook de separatisten (crediteuren met een pand- of hypotheekrecht) zullen eerst hun rechten kunnen laten gelden. Pas daarna zal het restant onder de concurrente schuldeisers, in verhouding tot de grootte van hun vordering, worden verdeeld. De vraag is of een curator zoveel inkomsten weet te generen dat ook de concurrente schuldeisers worden voldaan.
Hoe dan ook, voordeel van een faillissement voor de polisslachtoffers is natuurlijk wel dat een curator voortaan DSB zou beheren en de beschikking heeft over het vermogen van DSB, in plaats van het huidige bestuur. Scheringa of de curator, volgens Lakeman is het duidelijk wie bij DSB de lakens moeten uitdelen…
Maurits Richert is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.