Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De berichten over het verhogen van de AOW-leeftijd volgen elkaar in rap tempo op, en zijn niet altijd eenduidig. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid doet op haar site verslag van een discussiebijeenkomst van afgelopen maandag over dit onderwerp, waar – als we het ministerie mogen geloven – niemand echt tegen was. Ook niet een vakbondsman, die gezegd zou hebben dat de vraag niet is of de verhoging er wel of niet komt, maar alleen maar hoe die er komt. Vanochtend op de radio hoorde ik een heel ander geluid van de bonden; het overleg in de SER met de werkgevers (gericht op het zoeken naar alternatieven voor de verhoging) zou door de werkgevers worden gefrustreerd, omdat die de verhoging prima zouden vinden. Het kabinet heeft de sociale partners tot 1 oktober de tijd gegeven om met een alternatief te komen, en het lijkt dus twijfelachtig dat zo'n alternatief er komt. Wat dat betreft krijgt de vakbondsman van maandag wel gelijk, maar ik lees daar toch een wat minder opgewekte instemming in dan de minister kennelijk doet.
De start van de AOW is altijd een belangrijk aspect geweest bij de vraag of een arbeidsovereenkomst van rechtswege (dus automatisch) eindigt als de werknemer 65 wordt. We hebben de laatste tijd al vaker geschreven dat dat in elk geval geen automatisme meer is; daar zal in el geval iets over in de arbeidsovereenkomst moeten staan. Echter, zelfs als wel in de arbeidsovereenkomst staat dat het dienstverband eindigt als de werknemer 65 wordt, zou het verschuiven van de AOW-leeftijd wel eens kunnen gaan betekenen dat ook dat overeengekomen eind zijn werking verliest. Het financiële perspectief van de werknemer verslechtert natuurlijk wel als deze zijn baan verliest maar (nog) geen AOW krijgt.
Is hierop te anticiperen? Niet echt. Er is wel een zeker parallel te trekken met de fictieve opzegtermijn bij de WW. Ook daarbij is namelijk sprake van een bezuiniging door het later laten ingaan van een arbeidsloze uitkering. De kantonrechters hebben destijds aangegeven dat die fictieve opzegtermijn geen reden was tot verhoging van de kantonrechtersformule, maar in de praktijk komt de rekening van die fictieve opzegtermijn toch vaak bij de werkgever te liggen. Of dat hier ook gebeurt is de vraag; een alternatief zou kunnen zijn om pensioenregelingen zodanig aan te passen dat die het gat vullen. Maar met de huidige stand van de economie en de gevolgen die dat heeft voor de dekking van de huidige pensioenen zal dat wel niet haalbaar zijn.
Dat de ontwikkelingen niet te stuiten lijken blijkt overigens uit het feit dat net bekend is geworden dat ook de vaste pensioenleeftijd voor ambtenaren (we schreven daar een jaar geleden nog over) inmiddels ook is losgelaten. Het worden nog boeiende tijden!
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.