Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Zoals inmiddels vrij algemeen bekend, is een werkgever – heel kort gezegd – verplicht het loon van zijn werknemer gedurende de ziekteperiode van die werknemer (van maximaal twee jaar) door te betalen. De wet kent hier een beperkt aantal uitzonderingen op, waaronder het altijd zeer tot de verbeelding sprekende geval waarin een werknemer zijn ziekte met opzet heeft veroorzaakt. De opzet van de werknemer moet daadwerkelijk gericht zijn op het ziek worden, wil hij op deze grond zijn loonaanspraken verliezen. Opzettelijk risicovol gedrag, zoals het beoefenen van een gevaarlijke sport bijvoorbeeld, kan niet tot leiden tot het verliezen van de loonaanspraak. Als gevolg van deze beperkte uitleg werden beroepen van werkgevers op “eigen schuld” van werknemers steeds van de hand gewezen. Onlangs heeft een rechter te Sittard – Geleen een voor zover bekend unieke uitspraak gedaan:
Een vlieginstructeur neemt op een testvlucht een leerling mee – als ballast – zonder daarvoor toestemming te hebben gevraagd aan de werkgever. De werkgever spreekt de werknemer daarop aan, waarop de werknemer door het lint gaat en zo hard met zijn hand tegen de muur slaat dat hij zijn midden-handsbeentje breekt en niet meer aan het werk kan.
De werkgever meent dat deze arbeidsongeschiktheid aan de werknemer te wijten is en betaalt hem geen loon meer. De werknemer vordert in kort geding betaling van zijn salaris.
De kantonrechter overweegt allereerst dat de werkgever de werknemer terecht heeft aangesproken op het feit dat hij in strijd met de regels een leerling heeft meegenomen. Voorts oordeelt de kantonrechter dat de werknemer zichzelf in de situatie heeft gebracht dat hij door een fysieke oorzaak, namelijk het gebroken middenhandsbeentje, gedurende een periode van vier weken (de kantonrechter gaat er namelijk vanuit dat voor het herstel van een gebroken middenhands-beentje een periode van vier weken staat) geen productieve arbeid voor de werkgever kan verrichten. Gelet op de heftige reactie van de werknemer valt naar het oordeel van de kanton-rechter niet uit te sluiten dat de werknemer bewust roekeloos heeft gehandeld door met zijn hand tegen de muur te slaan en dat dit handelen in zijn eigen risicosfeer ligt. De kantonrechter oordeelt dan ook dat de werknemer over de genoemde periode van vier weken geen loon toekomt.
Een opvallende uitspraak. Ook in dit geval ligt immers niet voor de hand dat de (al dan niet bewuste) roekeloosheid van de werknemer tot doel had arbeidsongeschikt te worden. Voor de kantonrechter zal hebben meegespeeld dat het gedrag zo sterk met het werk verweven was. Het betrof hier evenwel een kort geding procedure, wellicht dat een bodemrechter tot een ander oordeel komt. Bovendien staat niet vast dat andere rechters zich iets aan het oordeel van deze kantonrechter gelegen laat liggen.
Kissiwah Mireku is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.