Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Stel: een vennootschap pleegt strafbare handelingen en moet daardoor een boete betalen. Betekent dit dat de bestuurder de vennootschap niet behoorlijk heeft bestuurd? Is de bestuurder aansprakelijk voor de boete die de vennootschap is opgelegd? Deze vragen kwamen aan de orde in een uitspraak van de rechtbank Zwolle van 25 maart 2009.
In deze zaak had een vennootschap, vertegenwoordigd door haar bestuurder, financiële middelen verstrekt aan de Irakese regering. Dit was destijds in strijd met het “Sanctiebesluit Irak”. Na onderzoek kwamen de Belastingdienst en de FIOD erachter dat de vennootschap in strijd met dit Sanctiebesluit had gehandeld. Ter voorkoming van verdere vervolging heeft de vennootschap (inmiddels vertegenwoordigd door een nieuwe bestuurder) een transactiebedrag van ongeveer EUR 174.000,- betaald. De vennootschap probeerde vervolgens dit bedrag op de voormalige bestuurder te verhalen.
Volgens de wet is een bestuurder aansprakelijk jegens de vennootschap als hij de hem opgedragen (bestuurs-)taak onbehoorlijk heeft vervuld. In de jurisprudentie is nader bepaald dat deze aansprakelijkheid bijvoorbeeld intreedt als de bestuurder ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
Uit de verklaringen van de voormalige bestuurder had de rechtbank afgeleid dat hij wist, althans willens en wetens de kwade kans had aanvaard, dat het verstrekken van de financiële middelen strafbaar was. Vervolgens kwam de vraag aan de orde of de voormalig bestuurder daardoor ernstig verwijtbaar had gehandeld en of hij zijn taak onbehoorlijk had vervuld.
De bestuurder voerde aan dat de vennootschap was gebaat bij de strafbare handeling. Volgens hem was de vennootschap er door zijn handelen juist beter op geworden. Door het verstrekken van de financiële middelen kon de vennootschap zich immers “een unieke positie in Irak verwerven”.
De rechtbank ging daar echter niet in mee en oordeeldedat in zijn algemeenheid kan worden gezegd dat geen verstandig bestuurder er over kan twijfelen dat hij bij het drijven van de onderneming zich dient te onthouden van het plegen van strafbare feiten. Helemaal nu het hier ging om een economisch delict. Daarbij gaat het immers om strafbare feiten die nu juist het ondernemerschap betreffen. Volgens de rechtbank had de bestuurder de vennootschap dan ook niet behoorlijk bestuurd en was hij aansprakelijk voor de boete.
Deze uitspraak biedt houvast aan degenen die zeggen dat de bestuurder ervoor dient te zorgen dat een vennootschap überhaupt niet strafbaar handelt. Hoewel een vennootschap gebaat kan zijn met strafbaar handelen, dient zij zich daarvan te onthouden. Doet een vennootschap dat niet, dan loopt de bestuurder risico aansprakelijk te worden gesteld.
Maurits Richert is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.