Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Ruim een jaar nu, sinds 1 juli 2008, is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking. Vanwege het overgangsrecht, dat regelt dat aanvragen en ontwerp bestemmmingsplannen van vóór de datum van inwerkingtreding volgens het oude recht behandeld worden, hebben we in de praktijk nog veel te maken met de oude wet. Maar langzamerhand is de nieuwe wet steeds vaker leidend. En van die nieuwe wet zijn veel onderwerpen nog niet zo duidelijk uitgekristalliseerd. Een voorbeeld hiervan is het volgende.
Onder de oude wet maakten Provinciale Staten steekplannen. In deze streekplannen konden concrete beleidsbeslissingen staan. Dit zijn planonderdelen waarvan de afgewogen beslissing, de plaats of het gebied en het beoogde project of de ruimtelijke ingreep zodanig concreet was, dat dit als een appelabel besluit in de zin van de Awb werd aangemerkt. Tegen een concrete beleidsbeslissing stond dus bezwaar en beroep open. Het steekplan was bindend voor Gedeputeerde Staten. Dit betekende dat een bestemmingsplan pas goedgekeurd kon worden als dit in overeenstemming was met het streekplan.
Onder de nieuwe wet maken Provinciale Staten geen streekplannen meer, maar zijn er tal van instrumenten voor provinciaal ruimtelijk beleid. Eén van die instrumenten is de provinciale structuurvisie waarin de ruimtelijke toekomstvisie wordt vastgelegd. De structuurvisie is uitsluitend zelfbindend.
In provinciale verordeningen worden algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten vastgelegd. Tegen de verordening staan geen rechtsmiddelen open. De gemeenteraad is bij de vaststelling van een bestemmingsplan gebonden aan de verordening. Een bestemmingsplan dat in strijd met de provinciale verordening wordt vastgesteld loopt het risico dat het door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt vernietigd.
Dit systeem lijkt dus op het oude systeem waarbij de gemeenteraad gebonden was aan provinciaal beleid. Het verschil is dat tegen een concrete beleidsbeslissing uit het streekplan wel bezwaar en beroep open stond en tegen een provinciale verordening niet. Het was de bedoeling dat in de provinciale verordeningen alleen algemene regels zouden worden opgenomen, algemeen naar tijd, persoon en plaats, die zich lenen voor herhaalde toepassing. Voor concrete aanwijzingen van de provincie is er aan ander instrument in het leven geroepen; de aanwijzing van artikel 4.2 lid 1 Wro. De vraag is wat de consequenties zullen zijn als toch een concreet besluit in de verordening is opgenomen. Mogelijk wordt in een dergelijk geval door de rechter geoordeeld dat dit besluit niet bindend is. Dit kan dan worden hersteld door Gedeputeerde Staten met alsnog een aanwijzing ex artikel 4.2 lid 1 Wro. Op het aanwijzingsbesluit is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaard, in welk kader belanghebbenden hun bezwaren naar voren kunnen brengen.
In de praktijk is te zien dat in een aantal provinciale verordeningen een ontheffingsmogelijkheid door GS is opgenomen. De reden hiervoor is dat in bepaalde gevallen de provinciale verordening te weinig flexibel zou zijn. Wettelijk gezien is er geen belemmering voor deze ontheffingsmogelijkheid, maar met een ontheffingsmogelijkheid wordt een nieuwe procedure buiten de Wro gecreëerd, die lijkt op de verklaring van geen bezwaar of het goedkeuringsbesluit. De provincie oordeelt over concreet geval in reactie op plan van gemeenteraad, terwijl de bedoeling van de nieuwe wet was dat andersom gewerkt zou worden. Het uitgangspunt van de nieuwe wet is dat iedere bestuurslaag haar eigen verantwoordelijkheden heeft op het gebied van ruimtelijke ordening op het eigen niveau. De mogelijkheden van actief ingrijpen van de provincie zijn met de nieuwe wet aanmerke-lijk vergroot. Zo kan de provincie zelf een bestemmingsplan maken (inpassingsplan) of een aanwijzing geven. Voor laatstgenoemde procedures is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing. Tegen een ontheffing van de provinciale verordening bezwaar en beroep. Een ontheffingmogelijkheid van een provinciale verordening past mijns inziens dan ook niet zo goed in de systematiek van de nieuwe Wro.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.