Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Met de inwerkingtreding van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht op 1 juli 2009 is er het nodige veranderd op het gebied van bestuurlijke handhaving, bestuurlijke geldschulden en attributie.De wijziging die verreweg het meeste stof doet opwaaien is dat beroepsbeoefenaars zoals belastingadviseurs en accountants nu als medepleger een bestuurlijke boete opgelegd kunnen krijgen.
Tot 1 juli 2009 kon de Belastingdienst alleen aan een belastingplichtige een boete opleggen. Dat was vanuit historisch perspectief ook makkelijk te verklaren: de fiscale boete fungeerde als verhoging van de aanslag en kon daarom alleen worden opgelegd aan de persoon die ook de aanslag opgelegd kreeg. De adviseur -vaak de bedenker en/of de uitvoerder van de onjuiste belastingaangifte – kon echter niet worden beboet. Indien de Belastingdienst bovendien ook niet aannemelijk kon maken dat de belastingplichtige een persoonlijk verwijt viel te maken ten aanzien van de door de adviseur gemaakte “fout” dan konden noch belastingplichtige, noch adviseur worden beboet. Weliswaar stond voor fraudegevallen wel de strafrechtelijke weg open maar de “kleine” fraudeurs en hun adviseurs ontliepen vaak de dans omdat zij zich niet in de aandacht van het toch al overbezette Openbaar Ministerie mochten verheugen.
Met de inwerkingtreding van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht is dit veranderd: de adviseur kan als medepleger ook een boete worden opgelegd. De wetgever heeft deze wijziging gerealiseerd door het begrip “overtreder” zo uit te leggen dat zowel de persoon die de overtreding pleegt als de persoon die de overtreding medepleegt als overtreder wordt aangemerkt.
Voor het begrip medeplegen wordt aangesloten bij de strafrechtelijke uitleg; er moet sprake zijn van een bewuste samenwerking en van een gezamenlijke uitvoering. Daarbij dient het begrip overtreding ruim te worden uitgelegd: ook het nalaten van een bepaalde handeling (bijvoorbeeld het niet doen van aangifte) alsmede het in stand laten van een verboden toestand kan tot boeteoplegging leiden aan pleger en medepleger.
Medeplegen dient overigens te worden onderscheiden van medeplichtigheid: de laatste vorm is niet beboetbaar. Het (grootste) verschil ligt in het initiatief tot het plegen van de daad. De medepleger is initiatiefnemer (samen met de pleger) terwijl de medeplichtige alleen behulpzaam is bij de uitvoering. De grens tussen beide begrippen is echter niet heel duidelijk en zal ongetwijfeld bewijsproblemen met zich mee gaan brengen in toekomstige procedures. Het zal lastig worden te bewijzen dat de adviseur ook daadwerkelijk initiatiefnemer is geweest en niet alleen heeft uitgevoerd wat de belastingplichtige heeft opgedragen.
Aan iedere (mede)pleger kan afzonderlijk een boete worden opgelegd. Indien bij het doen van een onjuiste aangifte waarbij zowel de belastingplichtige, de belastingadviseur als de boekhouder zijn betrokken dan kan de Belastingdienst aan ieder van hen een boete opleggen.
De inwerkingtreding van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht heeft voor de belastingadviespraktijk dan ook grote gevolgen.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.