Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Een grote zorg van ondernemeners in Nederland in deze tijden is dat zij hun betalingsverplichtingen niet meer kunnen nakomen en failliet zullen gaan. Om hun verplichtingen te kunnen nakomen en om faillissement te voorkomen, vragen veel debiteuren bij de banken extra kredietfaciliteiten aan. Wat de meeste ondernemers zich niet realiseren is dat zij vaak verplichtingen aan gaan die ze niet kunnen nakomen en dat zij vervolgens door crediteuren aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de schade die daardoor door hen wordt geleden.
Niet alleen de vennootschap kan aansprakelijk worden gehouden voor de schade die door de crediteur wordt geleden, maar afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, kan ook de bestuurder van de vennootschap persoonlijk aansprakelijk worden gevonden. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan degene die als bestuurder namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt, aansprakelijk worden gevonden. In beide gevallen mag in het algemeen alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder tegenover de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld indien hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke uitoefening van zijn bestuurstaak, een ernstig verwijt valt te maken. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
Op 26 juni 2009 heeft de Hoge Raad (RvdW 2009, 794) de toepassing van de hierboven beschreven maatstaf verruimd door het toe te passen op een geval waarin de bestuurder persoonlijk aansprakelijk werd gehouden wegens bekendheid met niet-nakoming van (garantie)verplichtingen van de vennootschap uit een kapitaalinstandhoudingsverklaring.
Wat was het geval? De twee aandeelhouders van de vennootschap Vista B.V. hebben ten behoeve van de vennootschap een kredietinstandhoudingverklaring getekend waarbij de aandeelhouders zich tegenover de bank hebben verplicht gedurende de kredietverhouding het vermogen van Vista met eigen middelen op peil te houden. De bestuurder van de ene aandeelhouder Kloosterbrink B.V. (hierna: Kloosterbrink) heeft als eerste de verklaring ondertekend en heeft daarna deze voor ondertekening aan de andere aandeelhouder, Eurocommerce Holding B.V. (hierna: Eurocommerce), gestuurd. Na het afgeven van de verklaring heeft de bank aan Vista een krediet van € 1.350.000 verstrekt. Eurocommerce heeft daarna Kloosterbrink aangesproken voor het doen van een gezamenlijke storting ten einde het vermogen van Vista op het afgesproken peil te houden. De bestuurder van Kloosterbrink heeft aangegeven daartoe niet in staat te zijn. Vista is twee maanden later op eigen verzoek failliet gegaan. Eurocommerce die inmiddels door de bank was aangesproken, heeft een bedrag van € 1.356.965 aan de bank betaald en Kloosterbrink en haar bestuurder aansprakelijk gehouden voor de schade die door haar was geleden als gevolg van onrechtmatig handelen van Kloosterbrink en haar bestuurder. Volgens Eurocommerce hadden Kloosterbrink en haar bestuurder onrechtmatig gehandeld door Eurocommerce ertoe te hebben bewogen de verklaring aan de bank af te geven, wetende dat Kloosterbrink haar verplichtingen uit de door haar afgegeven verklaring niet kon nakomen.
Nadat haar vordering door de rechtbank werd afgewezen kreeg Eurocommerce in hoger beroep gelijk. In cassatie oordeelde de Hoge Raad dat het hof terecht had aangenomen dat er sprake was van onrechtmatige daad van Kloosterbrink tegenover Eurocommerce door aan de bank een ongeclausuleerde verklaring af te geven zonder Eurocommerce te waarschuwen dat zij de garantie niet zou kunnen nakomen.
Wat de bestuurder van Kloosterbrink betreft, oordeelde de Hoge Raad dat de bestuurder in dit geval persoonlijk voldoende ernstig verwijt kon worden gemaakt en dat hij persoonlijk aansprakelijk was tegenover Eurocommerce. Het feit dat in dit geval de bestuurder niet de door hem bestuurde vennootschap Kloosterbrink onrechtmatig schulden heeft laten maken tegenover Eurocommerce (maar een garantieverplichting heeft doen aangaan jegens een derde), staat aan de toepassing van de maatstaf van de Hoge Raad niet in de weg. De bestuurder van Kloosterbrink heeft Eurocommerce ertoe gebracht een risico voor aansprakelijkheid tegenover een derde, de bank, op zich te nemen dat wezenlijk groter was dan Eurocommerce wist of kon begrijpen. De bestuurder van Kloosterbrink wist, of behoorde te begrijpen dat Kloosterbrink niet of niet binnen redelijk tijd aan haar verplichtingen tegenover de bank zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de schade die door Eurocommerce als gevolg daarvan zou lijden.
Een bestuurder handelt dus niet alleen onrechtmatig door de door hem bestuurde vennootschap schulden te laten aangaan tegenover derden, maar ook als hij andere vennootschappen ertoe beweegt een risico voor aansprakelijkheid tegenover een derde op zich te nemen, terwijl hij weet of behoort te begrijpen dat de door hem bestuurde vennootschap haar verplichtingen – in dit geval een garantieverplichting – niet zou kunnen nakomen. Laat u zich bij het aangaan van (garantie)verplichtingen dus steeds goed adviseren.
Maria van Bladel is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.