Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Eerder schreven we dat werknemers wier arbeidsovereenkomst wordt opgezegd – ook wanneer dit met een vergunning van het UWV-Werkbedrijf (voorheen CWI)gebeurt – zonder dat hen een beëindigingsvergoeding wordt geboden een kennelijk onredelijk ontslagprocedure kunnen starten om alsnog een financiële compensatie te verkrijgen.
De uitkomst van een degelijke procedure is een ware tombola: omdat voor de berekening van hoogte van de schadevergoeding in kennelijk onredelijk ontslagprocedures geen vaste formule wordt gehanteerd zoals wel bij ontbindingsprocedures het geval is, verschilt per gerecht en zelfs per rechter welke vergoeding wordt toegekend. Deze rechtsongelijkheid heeft zowel in de literatuur als in de rechtspraak tot veel kritiek geleid.
Het hof Den Haag heeft zich als eerste deze kritiek aangetrokken en met verschillende uitspraken in oktober 2008 (zie onze weblog van 20 oktober 2008) getracht rechtseenheid te creëren door een formule te lanceren voor het berekenen van de hoogte van de vergoeding die zou moeten worden toegekend. Deze formule houdt in dat de vergoeding gelijk moet zijn aan de vergoeding uit de kantonrechtersformule maar verminderd met 30%. Hierbij geldt wel dat wanneer deze 30% minder is dan één maandsalaris, de aftrek gelijk is aan één maandsalaris.
De grote vraag voor de rechtspraktijk was of andere Rechtbanken en Hoven deze nieuwe formule van het Hof Den Haag zouden gaan toepassen. Al snel bleek dat dit niet het geval was: Rechtbanken en Hoven bleken verdeeld over de formule. Inmiddels hebben drie Hoven- Amsterdam, ’s Hertogenbosch , en Leeuwarden– zich openlijk tegen deze formule gekeerd en zelf een nieuwe formule gelanceerd: de zogeheten XYZ-formule.
Deze XYZ-formule houdt in dat de hoogte van de schadevergoeding die de rechter vaststelt wordt bepaald aan de hand van: X (het aantal “gewogen” dienstjaren) maal Y (het laatstverdiende bruto maandsalaris) maal Z (de correctiefactor), waarbij de correctiefactor in principe niet hoger is dan 0,5. Alleen in (zeer) bijzondere gevallen kan de correctiefactor hoger uitkomen dan 0,5.
Kortom waar het Hof Den Haag 70% van de kantonrechters formule als uitgangspunt hanteert, nemen de Hoven Amsterdam, ’s Hertogenbosch en Leeuwarden 50% van de kantonrechtersformule als uitgangspunt. Het kan dus lonen om als rechtszoekende te bekijken bij welke rechtbank de zaak aanhangig wordt gemaakt.
In plaats van rechtseenheid zullen werknemers en werkgever nu gaan shoppen bij de verschillende Rechtbanken en Hoven. Het is dan ook wachten tot de Hoge Raad eindelijk uniformiteit zal brengen. Van de overheid hoeven we op dit punt -blijkens de eerder getoonde koudwatervrees om het ontslagrecht nu eens grondig te herzien- niets te verwachten.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.