Praktijkgebieden:
Belediging blijft deze week een actueel thema in de politiek. Als de politici het deze week niet zelf al deden, deden ze er uitspraken over die tot beroering leidden. Zo ook de uitspraak van Marc Rutte, die er volgens de media voor zou hebben gepleit het ontkennen van de Holocaust niet langer strafbaar te stellen, en de vrijheid van meningsuiting te verruimen (hij droeg het voorbeeld zelf niet aan maar gaf antwoord op een vraag erover).
De berichtgeving over de uitspraken doet vermoeden dat het op dit moment strafbaar zou zijn de Holocaust te ontkennen. Is dat zo? Nee en ja. Nee, onze wetten kennen geen aparte bepaling dat het ontkennen van de Holocaust strafbaar is. Ja, want de Hoge Raad heeft in 1997 definitief bevestigd dat het ontkennen van de Holocaust valt onder art. 137 c. en e. van het Wetboek van Strafrecht, waarin (kort gezegd) strafbaar is gesteld het beledigen van een groep mensen wegens ras, godsdienst of levensovertuiging, seksuele gerichtheid, of handicap.
In een reactie op het tumult over zijn uitspraken zegt Rutte (waarschijnlijk terecht) dat die uitspraken uit hun verband zijn gerukt; hij zegt dat hij vindt dat als een studeerkamergeleerde zo'n uitspraak zou doen zonder bijbedoelingen, dat straffeloos zou moeten kunnen. Op zich is dat natuurlijk een te verdedigen standpunt – het is ten slotte niet voor de hand liggend om een enkele uitspraak al te verbieden – maar toch is het vreemd dat Rutte dat zegt.
Zo'n enkele uitspraak – een “blote ontkenning”, zal ik maar zeggen, dus zonder bijbedoeling te kwetsen of te beledigen – is naar de letter van wat de Hoge Raad oordeelt namelijk nu al niet strafbaar. De veroordelingen destijds golden namelijk (strikt genomen) niet de ontkenning van de Holocaust, maar de manier waarop die waren verwoord. Echter: de ontkenning van de Holocaust gebeurt in negen van de tien gevallen (als het niet meer is) niet op zich, maar als een poging om hetzij het Joodse volk zwart te maken, hetzij het neonazisme te verdedigen.
Het klinkt eenvoudig – en daarmee aantrekkelijk – om te pleiten voor het oprekken van de een of andere vrijheid. En in tijden waarin politici willen inspelen op angst voor andere culturen is het oprekken van de vrijheid van meningsuiting een populair onderwerp. De VVD gooit het over de boeg van vrijheid die wordt bedreigd, in dit geval vrijheid om te zeggen wat je denkt. Waar de VVD en Rutte echter aan voorbij lijken te gaan is dat het uitbreiden van de ene vrijheid meestal de beknotting van een andere vrijheid inhoudt. En niet alleen zijn ook die andere vrijheden de moeite van het beschermen meer dan waard, wij hebben wat dat betreft ook internationale verplichtingen. Een daarvan betreft het Kaderbesluit EU-Verdrag racisme en vreemdelingenhaat 2008 van 6 december 2008 waarin is opgenomen een verplichting van de lidstaten maatregelen te nemen ervoor te zorgen dat strafbaar wordt gesteld onder meer het publiekelijk ontkennen, vergoelijken of bagatelliseren van, jawel, de Holocaust (het Kaderbesluit verwijst daartoe naar het Handvest van het Internationaal Militair Tribunaal). Ook hierbij staat de toevoeging dat dat moet worden verboden als het doel is geweld of haat tegen een groep aan te wakkeren.
De VVD bepleit natuurlijk niet dat het aanzetten tot geweld of haat straffeloos zou moeten zijn. Integendeel, op hun website bepleiten ze het tegendeel. Aanzetten tot discriminatie moet volgens de VVD strafbaar zijn, en ook worden vervolgd. Dat is echter precies wat er nu in de wet staat, hoe de rechter die wet toepast, en wat ons land op grond van de verdragen ook moet doen. Het is dan ook de vraag wat er nu precies zou moeten veranderen, nog los van het feit dat het antwoord van Rutte op de vraag over de Holocaust op zijn zachtst gezegd ongelukkig is. Misschien niet zo ongelukkig als de praktische beledigingen die we van zijn collega Kamerleden deze week hoorden, maar toch.
Voor wie zich (wél…) goed wil informeren over de holocaustontkenning wijs ik graag op de goed gedocumenteerde site van de Anne Frankstichting over dit onderwerp.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.