Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Een vrouw verricht gedurende een langere periode tegen contante betaling werkzaamheden in het bedrijf van haar partner. Ze ontvangt geen loonstrookjes en geeft haar inkomsten niet op bij de belastingdienst. Is er in zo’n geval toch sprake van een arbeidsovereenkomst? Deze vraag werd onlangs in beroep voorgelegd aan het Hof ’s Gravenhage.
Een man had samen met zijn vader een handel in groente en fruit. Hij kreeg een relatie met een werkneemster – een verkoopster – van hun bedrijf. Toen zij gingen samenwonen zijn nieuwe afspraken gemaakt over de relatie van deze vrouw met de onderneming. De arbeidsovereenkomst werd beëindigd en de vrouw ging net als haar schoonmoeder volop meedraaien in de onderneming. Zij kreeg wekelijks een bedrag van € 250,–, ongeacht het aantal uren dat zij daadwerkelijk maakte. Het stel trouwde en in de huwelijkse voorwaarden was door middel van een verrekenbeding geregeld dat zij meedeelde in de inkomsten van haar man uit de onderneming. Fiscaal werd ze aangemerkt als “meewerkend partner”, en er werd meewerkaftrek gepleegd. Het wekelijkse contante bedrag dat ze ontving gaf ze niet op voor de inkomstenbelasting.
Een aantal jaren later ging het echtpaar uit elkaar waarop de vrouw stopte met haar werkzaamheden bij de onderneming.Haar advocaat schreef haar (aanstaande ex-) echtgenoot dat zijn cliënte, hoewel zij niet in loondienst werkzaam was geweest, over de periode van samenwonen en huwelijk onvoldoende was beloond voor haar inspanningen voor zijn onderneming.Bij de kantonrechter stelde de vrouw vervolgens toch op basis van een arbeidsovereenkomst te hebben gewerkt, of anders op basis van een overeenkomst van opdracht, en vorderde vervolgens betaling van achterstallig salaris. De rechter wees haar vordering echter af.
In appel behandelt het Hof de vraag naar de duiding van de rechtsverhouding geheel volgens het boekje:Eerst wordt vastgesteld dat, nu er tegen beloning is gewerkt, op grond van het wettelijk rechtsvermoeden mogelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst. Vervolgens wordt onderzocht of de gesteld “werkgever” dat vermoeden kan ontkrachten.
Als eerste wordt onderzocht of er sprake was van een gezagsverhouding, nu bij uitstek gezag van de ene partij over de andere (een werkgever – werknemer relatie) kenmerkend is voor een arbeidsovereenkomst. Het Hof oordeelt dat de vrouw onvoldoende heeft weersproken dat het haar vrijstond al dan niet te komen werken en dat zij kon gaan en staan waar zij wilde.Dan wordt onderzocht of sprake was van loonbetaling (eveneens een belangrijk kenmerk van een arbeidsovereenkomst). Naar het oordeel van het Hof konden de wekelijkse contante betalingen niet als loon worden aangemerkt aangezien deze niet gerelateerd waren aan het aantal uren dat de vrouw werkte. Het Hof merkt overigens op dat de vrouw de betalingen kennelijk ook zelf niet als loon beschouwd had nu zij deze inkomsten nooit had opgegeven bij de belastingdienst.Vervolgens stelt het Hof vast dat de verrichte activiteiten na het beëindigen van de oorspronkelijke arbeidsrelatie van een heel andere aard waren dan daarvoor waardoor te minder aannemelijk was dat de arbeidsovereenkomst “gewoon” was voortgezet toen zij met haar “werkgever” ging samenwonen.En tenslotte oordeelt het Hof dat het feit dat de advocaat van de vrouw zelf aanvankelijk uitdrukkelijk had aangegeven dat er geen sprake was geweest van een dienstverband een rol mocht spelen; nimmer was uitgelegd waarom dit standpunt was verlaten.
Het Hof meent ook dat er geen sprake was van een overeenkomst op basis waarvan de vrouw als opdrachtnemer (free-lancer) werkzaamheden voor het bedrijf had verricht;er was sprake geweest van een relatie zoals die veel in familiebedrijven voorkomt en waarbij meewerkend partners, net zo min als de ondernemers zelf, niet rechtstreeks worden “beloond” voor hun inspanningen, maar meedelen in de opbrengsten van de onderneming. Een dienstverband is die relatie niet.
Tristan Vos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.