Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Een goede week geleden schreef ik over de recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over het verplicht stellen van het geven van handen. Ik gaf aan dat ik daar nog op zou terugkomen, en dat doe ik in dit blogje.
Zoals ik al aangaf is de uitspraak belangrijk. Hij is afkomstig van de hoogste Nederlandse rechter op het gebied van ambtenarenrecht, en de uitspraak gaat in op de principiële vraag of het geven van handen verplicht mag worden gesteld. Opvallend is verder dat de Raad (fundamenteel) anders oordeelt dan de Commissie Gelijke Behandeling. Die vond het middel (verplicht handen geven) niet noodzakelijk voor het doel (iedereen een respectvolle omgang met de medemens bijbrengen), omdat dat doel ook op een andere manier kon worden bereikt. Bij eerdere uitspraken gingen rechters nog wel eens langs dit hete hangijzer heen, maar de Raad pakt hem vol vast: als het gaat om een normale respectvolle begroeting in Nederland is er naar het oordeel van de Raad geen alternatief voor het geven van een hand. Anders gezegd: als iemand dat weigert, kan gemakkelijk een vervelende situatie ontstaan.
Uitspraken rond gelijke behandeling, en zeker op dit terrein, doen zich vaak voor in zaken waarin scholen een rol spelen. Naast de vrijheid van godsdienst is de vrijheid van onderwijs in ons land een groot punt, en het zijn met name de scholen die beide argumenten gebruiken om zo niet al inbreuk te maken op de rechten van anderen, dan toch in elk geval de grenzen op te zoeken van hun vrijheden en de vrijheden van individuen. Ook op dat punt is deze uitspraak bijzonder: het gaat hier om een openbare school (en dus geen bijzondere), en dat is ook de basis voor de uitspraak.
Anders dan bij veel andere uitspraken waar het gaat om scholen, zou deze uitspraak dan ook nog wel eens een ruimere strekking kunnen krijgen. Weliswaar is het doel dat de school nastreeft het geven van onderwijs, het opleiden met een bepaalde strekking (in dit geval: opleiden voor de Nederlandse arbeidsmarkt), maar de Raad spreekt uit dat het juist op die arbeidsmarkt normaal en wenselijk is dat mensen handen geven. Daarmee is niet gezegd dat iedere werkgever nu van iedere werknemer zal kunnen eisen dat deze handen geeft (aan mannen én vrouwen); voor die eis zal nodig blijven dat de werkgever aantoont dat dat voor specifieke functies van belang is. Zijn dat echter functies met (externe) contacten, dan is deze uitspraak van de Raad in elk geval een steun in de rug voor de werkgever die de eis stelt.
Ik zeg “werkgever”, maar dat is eigenlijk onjuist. De Raad spreekt zoals gezegd recht in ambtenarenzaken, en dus niet op het terrein van de “normale” (civielrechtelijke) arbeidsverhoudingen. Of de civiele rechter – uiteindelijk: de Hoge Raad – ook op deze manier zal oordelen zullen we moeten afwachten. Het probleem van wel of geen handen geven lijkt zich bij civielrechtelijke arbeidsverhoudingen minder voor te doen (althans: buiten scholen); er worden in elk geval niet veel uitspraken over gepubliceerd. Als zich echter ook daar zo'n geval voordoet, zal de uitspraak van de Centrale Raad echter naar ik verwacht wel van invloed zijn.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.