Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Algemeen geldt de opvatting dat na 1 januari 2009 bij de kantonrechter ingediende verzoeken tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst per definitie worden beoordeeld volgens de ‘nieuwe’(huidige) kantonrechtersformule. Onder omstandigheden kan evenwel toch de vóór deze datum geldende ‘oude’ kantonrechtersformule toch nog van toepassing is.
Met name kan dit zo zijn wanneer de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn grondslag vindt in een vóór 1 januari 2009 gesloten overeenkomst. Ter illustratie de volgende uitspraak van de kantonrechter te Deventer.
Een detacheringbedrijf wendde zich tot de kantonrechter met het verzoek de arbeidsovereenkomst met een van haar werknemers te beëindigen. De werkgeefster legde aan haar verzoek het volgende ten grondslag. De werknemer was niet meer goed inzetbaar, miste bevlogenheid, en was niet meer in staat om zijn functie van projectmanager goed te verrichten. Hij had ook al jaren kritische beoordelingen gekregen en eind 2007/ begin 2008 besloten de werkgever en de werknemer in overleg dat de werknemer zijn toekomst elders zou zoeken. Hiertoe sloten zij een overeenkomst die voorzag een outplacementbegeleiding van de werknemer op kosten van de werkgeefster gedurende in ieder geval een jaar. De outplacementbegeleiding was evenwel niet succesvol, een passende vervangende functie was niet beschikbaar en een en ander leidde ertoe dat, aldus de werkgeefster, de arbeidsovereenkomst diende te worden beëindigd.
De werknemer verweerde zich tegen het verzoek en verzocht subsidiair om toekenning van een vergoeding. Daarbij stelde hij dat de kantonrechtersformule zoals die gold voor 1 januari 2009 diende te worden gehanteerd, omdat het voornemen van de werkgeefster om de arbeidsovereenkomst te beëindigen al dateerde uit het najaar van 2007.
De werknemer vond de kantonrechter aan zijn zijde maar kon desalniettemin toch niet de volledige vergoeding op basis van de oude formule (met factor C = 1, dat wil zeggen een neutrale vergoeding) mee naar huis nemen.
De kantonrechter beschouwde de overeenkomst die partijen waren aangegaan als een afspraak tussen partijen in het kader van de voorgenomen beëindiging van het dienstverband. De kantonrechter vond het in dat geval redelijk dat op de vergoeding die de werkgeefster aan de werknemer diende te betalen de salariskosten over het afgelopen jaar in mindering werden gebracht evenals de kosten van de outplacementbegeleiding. Nu om genoemde reden, namelijk dat de overeenkomst tussen partijen moest worden beschouwd als een afspraak in het kader van de voorgenomen beëindiging van hun dienstverband en om die reden de kosten van de uitvoering voor de werkgeefster in minder mochten worden gebracht op de vergoeding, stelde de kantonrechter dat een consequente redenering meebracht dat ook de berekening van vergoeding naar dat moment (dus 2007) diende te worden teruggeplaatst.
Let wel, het blijft casuïstiek. De kantonrechter doet geen algemene uitspraak en er valt uit de uitspraak dan ook niet op te maken of de kantonrechter in alle gevallen waarin dergelijke afspraken zijn gemaakt van mening is dat de oude formule dient te gelden.Wordt vast en zeker nog wel even vervolgd…
Liesbeth Heidstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.