Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
In een eerdere bijdrage werd uitgelegd dat pandrecht een recht is dat een schuldeiser de mogelijkheid biedt een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen op de goederen die onderworpen zijn aan het pandrecht. Behalve op roerende zaken kan een pandrecht onder andere ook gevestigd worden op vorderingen op naam (waarbij tevoren is vastgelegd wie betaling van die vordering kan eisen dus). Daarbij verpandt de schuldenaar bijvoorbeeld zijn nog niet opeisbare vorderingen op een ander (de “debitur”) naam aan zijn schuldeiser.
Een pandrecht op vorderingen op naam kan stil of openbaar worden gevestigd.
Bij een openbaar pandrecht wordt een mededeling gedaan van de verpanding aan de debiteur van de betreffende vordering. Deze mededeling mag desnoods mondeling door zowel pandhouder (schuldeiser) als pandgever (schuldenaar) worden gedaan.
Bij een pandrecht op vorderingen op naam kan het praktisch zijn dat de debiteuren van de pandgever niet op de hoogte zijn van het verpanden van de op hun betrekking hebbende vorderingen. De pandgever verkeert wellicht in een zodanige positie dat hij het niet wenselijk vindt dat zijn eigen debiteuren weten dat hij geld nodig heeft. Daarvoor is het stil pandrecht in het leven geroepen.
Bij een stil pandrecht wordt de debiteur nog niet geïnformeerd op het moment van vestigen van het pandrecht. Dat gebeurt mogelijk pas later op een tijdstip dat de pandhouder zijn pandrecht wenst uit te winnen. Tot op het moment dat de mededeling aan de debiteur wordt gedaan, kan de debiteur uitsluitend bevrijdend betalen aan de pandgever. Zodra de pandhouder alsnog mededeling heeft gedaan, komt de inningbevoegdheid vervolgens bij de pandhouder te rusten.
In geval van het faillissement van de pandgever zal de pandhouder de verpande vorderingen willen innen om uit de opbrengst zijn vordering te kunnen verhalen. In de regel gaat de pandhouder hier direct na het faillissement van de pandgever toe over. Zolang geen mededeling aan de debiteuren is gedaan (het pandrecht niet openbaar is gemaakt), is in geval van faillissement uitsluitend de curator bevoegd de vorderingen te innen. Om die reden zal de pandhouder in veel gevallen overleg willen/moeten plegen met de curator over de wijze waarop de vorderingen worden geïnd. Het kan namelijk zo zijn dat er een hogere opbrengst te verwachten is indien de curator namens de pandhouder de vorderingen int omdat de curator in veel gevallen over de benodigde informatie beschikt om eventuele bezwaren van de debiteuren te kunnen tegenspreken. Partijen zullen dan afspraken maken over de bijdrage die door de curator wordt verlangd.
Als de “stille” pandhouder in faillissement niets doet, zal de curator hem voor zijn met de inning van de debiteurenvorderingen waardoor de pandhouder in de zogenaamde faillissementskosten mee zou moeten delen. Deze kosten kunnen hoog oplopen en ertoe leiden dat de stille pandhouder uiteindelijk met lege handen komt te staan.
Hebt u een pandrecht op de vorderingen van uw schuldenaar en gaat deze failliet, dan doet u dus u verstandig aan om direct na het faillissement de curator in kennis te stellen van uw pandrecht. U kunt daarbij aangeven dat u zelf tot openbaarmaking van het pandrecht en inning van de debiteurenvorderingen overgaat dan wel aangeven dat u hierover nader overleg wenst te voeren met de curator. In dit overleg zult u duidelijke afspraken moeten maken over wie gaat incasseren en over (de hoogte van) een de door de stille pandhouder te betalen boedelbijdrage. Door zelf alert te zijn en eventuele afspraken met een curator goed vast te leggen, wordt het risico dat u als pandhouder alsnog met lege handen komt te staan, zo veel mogelijk beperkt.
Maria van Bladel is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.