Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In de huidige onzekere economische omstandigheden groeit bij werkgevers de behoefte aan flexibele arbeidsrelaties: arbeidskrachten als je ze nodig hebt, maar niet de kosten als er geen werk voor is: de problemen rond bedrijfskredieten, opdracht- en exportverzekeringen brengen met zich dat de financiële rek bij veel ondernemers aanzienlijk minder is. Om dezelfde reden, zo was deze week in de kranten te lezen, daalt de vraag naar uitzendkrachten. Onlogisch? Nee, voor de flexibiliteit van een uitzendkracht moet fors worden betaald, en waar resultaten al onder druk staan moeten ondernemers scherper op de kosten letten.
We merken dan ook dat de belangstelling voor oproepovereenkomsten weer toeneemt – ook wel genoemd nulurencontract of freelance-overeenkomst (en dat laatste is weer verwarrend omdat daarmee ook vaak een overeenkomst met zelfstandigen wordt bedoeld, wat dan dus geen arbeidsovereenkomst is). Reden genoeg even stil te staan bij deze overeenkomst. Hij biedt flexibiliteit, maar vaak toch minder dan men denkt. Dat heeft een aantal redenen.
Ten eerste is de overeenkomst, nog steeds, een arbeidsovereenkomst met alle haken en ogen. Dus: recht op vakantie, recht op doorbetaling bij ziekte, recht op werk, en ontslagbescherming. De vakantie wordt vaak “versleuteld” in het inkomen, maar doorbetaling bij ziekte is al een lastiger onderwerp. Een ziekmelding nadat iemand is opgeroepen is relatief eenvoudig – de werknemer heeft dan toch recht op betaling – maar als de ziekte langer duurt kan er ook buiten de geplande oproep een verplichting tot betaling ontstaan. Er voor wat betreft dat recht op werk: als er werk is moet de oproepkracht ook worden opgeroepen. De overeenkomst kan niet simpelweg feitelijk worden beëindigd door de werknemer gewoon niet meer op te roepen.
Daar komt bij dat een aantal wettelijke bepalingen de flexibiliteit inperkt. Los van de bepaling dat als voor minder dan drie uur wordt opgeroepen, er toch voor drie uren moet worden betaald, kan de werknemer na verloop van tijd toch een soort van een vast dienstverband krijgen, althans een aanspraak op een bepaald aantal uren werk en loon per maand. De wet kent namelijk het “vermoeden” van de omvang van de arbeidsovereenkomst: dat is het gemiddelde gewerkte aantal uren in een periode van drie maanden. Hoe meer een oproepkracht werkt, des te meer de werkgever aan die oproepkracht “vast” kan komen te zitten. En zoals gezegd: niet meer oproepen is daartegen geen remedie.
Betekent dit dat de oproepovereenkomst een contract is zonder toegevoegde waarde? Zeker niet. Het betekent alleen wel dat het de moeite waard is advies in te winnen voordat u zo'n contract aan gaat.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.