Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is op 1 juli 2008 ook de Woningwet gewijzigd. In artikel 46 Woningwet is een koppeling gemaakt tussen de procedure van de bouwver-gunning en de procedure die moet worden gevolgd bij het benodigde planologische besluit. De bouwvergunning zal moeten worden voorbereid overeenkomstig de procedu-re die van toepassing is op de voorbereiding van de beslissing omtrent de aanvraag van de benodigde ontheffing of het projectbesluit. Dit betekent dat in de meeste gevallen de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zal worden gevoerd. Afhankelijk van het planologische besluit kunnen een ieder (projectbesluit) dan wel belanghebbenden (ontheffing) een zienswijze indienen tegen het ontwerpbesluit. Alleen degenen die zienswijzen hebben ingediend kunnen nadien in beroep tegen het planologische besluit en de bouwvergunning. De bezwaarprocedure komt in dit geval te vervallen (art. 7:1 lid 1d Awb).
Indien het benodigde planologische besluit voorafgaande aan de aanvraag om een bouwvergunning reeds bekend is gemaakt of ingeval van bouwvergunningen die passen binnen het bestemmingsplan, dan volgt de bouwvergunning wel de reguliere bezwaar-procedure (tenzij Burgemeester en Wethouders de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing hebben verklaard). Voor de mogelijkheid van beroep worden het planologische besluit en de bouwvergunning als één besluit aange-merkt. Zolang hierover nog geen jurisprudentie bestaat is de vraag of in de bezwaarprocedure tegen de bouwvergunning gronden mogen worden gericht tegen het genomen planologische besluit, zolang dit nog geen formele rechtskracht heeft.
Onder de oude Wet op de Ruimtelijke ordening bestond bovenstaande procedurele koppeling nog niet. De gebruikelijke praktijk was dat het ontwerp-vrijstellingsbesluit ter inzage werd gelegd. Het besluit tot verlening van de vrijstelling werd vervolgens verleend gelijktijdig met de verlening van de bouwvergunning. Door de Afdeling bestuursrecht-spraak van de Raad van State is in de uitspraak van 4 juli 2007, BR 2007, p.669 bepaald dat voor de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen de bouwvergunning niet noodzakelijk was dat een zienswijze was ingediend tegen de vrijstelling en daarbij ook gronden gericht tegen de vrijstelling betrokken mochten worden (zie onze blog van 6 juli 2007). In de praktijk hebben we nog steeds te maken met de oude Wet Ruimtelijke ordening aangezien deze op basis van het overgangsrecht van toepassing is gebleven op aanvragen die vóór 1 juli 2008 zijn ingediend.
Ons advies was onder het oude recht al om tijdig zienswijzen in te dienen, maar onder het nieuwe recht is dit om nog mee te kunnen doen in de procedure verplicht geworden.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.