Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Per 1 januari 2010 zal naar verwachting de “Wet algemene bepalingen omgevingswet” in werking treden. Op 4 november j.l. heeft de Eerste Kamer deze wet aangenomen. Ongeveer 25 vergunningen op het gebied van ruimte, bouwen, natuur, milieu en monumenten worden geïntegreerd tot een omgevingsvergunning. Dit leidt tot de invoering van één loket, één (digitaal) aanvraagformulier, één bevoegd gezag (één aanspreekpunt), één uniforme procedure, één procedure voor bezwaar en beroep en één handhavend bestuursorgaan.
Ook de monumentenvergunning zal onder het stelsel van de omgevingsvergunning worden gebracht. Middels een invoeringswet komen de vergunningsverplichtingen uit de bijzondere wetten te vervallen. Daarvoor in de plaats vloeit de vergunningsverplichting voort uit de Wabo.
Alle bij (nu verschillende) vergunningen betrokken belangen zullen straks in het kader van de omgevingsvergunning tegelijk worden beoordeeld. Dat betekent dat er geen aanhoudingsverplichting meer zal gelden voor een bouwvergunning zolang er geen monumentenvergunning bestaat. Het apart aanvragen van de monumentenvergunning en bouwvergunning zal niet mogelijk zijn. Binnen de Wabo kan namelijk geen splitsing van vergunningen plaatsvinden in geval van een fysiek ondeelbaar bouwplan.
Procedureel verandert er voor monumenten ook het een en ander. Bij provinciale en gemeentelijke monumenten, waarvoor de reguliere procedure gevolgd kan worden,ontstaat een bouwvergunning van rechtswege, indien niet binnen de beslistermijn de omgevingsvergunning verleend of geweigerd is. Voor rijksmonumenten geldt dit niet. Daar zal de uniforme openbare voorbereidingsprocedure gevolgd worden met een beroepsprocedure bij daarvoor aangewezen gespecialiseerde rechtbanken.
In artikel 16 lid 7 van de Monumentenwet 1988 staat dat de monumentenvergunning in werking treedt nadat ofwel de beroepstermijn is verstreken, ofwel op beroep is beslist. Er bestaat dus momenteel zogenaamde schorsende werking van het besluit totdat een rechter uitspraak heeft gedaan. Dit gaat met de Wabo veranderen. De schorsende werking duurt in gevallen waarin de omgevings-vergunning is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure voort gedurende de beroepstermijn. Tijdens de beroepstermijn kunnen derden-belanghebbenden in een verzoek om voorlopige voorziening aan de Voorzieningenrechter van de Rechtbank verzoeken de omgevingsvergunning te schorsen. De schorsende werking duurt dan voort tot de uitspraak van de Voorzieningenrechter.
Dit betekent dat derden-belanghebbenden, waaronder organisaties die zich de bescherming van monumenten ten doel hebben gesteld zich tot de Voorzieningenrechter zullen moeten wenden om te voorkomen dat de omgevingsvergunninghouder een monument onomkeerbaar zal aantasten in afwachting van de beroepsprocedure.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.