Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
De BOVAG en de RAI verloren op 31 maart het kortgeding tegen de Staat, waarmee zij de vervroegde invoering van de “Fijnstoftax” wilden voorkomen. Op 14 oktober jl. wees het Hof Den Haag de gevraagde voorlopige voorziening echter alsnog toe. Het verbood daarbij de Staat het onderdeel van het Belastingplan 2008 waarmee de fijnstofdifferentiatie moest worden ingevoerd, toe te passen. Dit kan nu pas vanaf 1 september 2009, met een overgangsregeling tot 1 januari 2011.
Het Belastingplan 2008 voorziet in een aanpassing van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BMP). Deze maatregel houdt een differentiatie in van de uitstoot van fijnstofdeeltjes door dieselmotoren. Afhankelijk van de uitstoot per kilometer (mg fijnstof/km), voorziet de maatregel in een verlaging danwel een verhoging van de motorrijtuigenbelasting voor diesels. Voertuigen die geen fijnstof uitstoten verdienen daarbij een korting van € 900,-. Boven de 5 mg/km, komt er voor elke mg/km een extra € 100,- bovenop de heffing.
Deze maatregel moest in eerste instantie al op 1 februari 2008 ingaan. Op aandringen van de automobielbranche, werd de invoering tot 1 april 2008 uitgesteld. De BOVAG en RAI, die de belangen van fabrikanten en importeurs behartigen, hebben de Minister echter op 1 februari 2008 verzocht en gesommeerd de maatregel op te schorten.
Hun reden daarvoor was dat een groot aantal voertuigen dat door hun leden nog op de markt zou worden gebracht door de maatregel in de praktijk onverkoopbaar zou worden. Door dit gevolg, was de maatregel volgens RAI en BOVAG in strijd met de Europese regelgeving waarin de normen voor fijnstof uitstoot zijn geharmoniseerd: de Euro-4 en Euro-5 norm.
Deze regelgeving schakelt de keuringsnormen m.b.t. fijnstof voor nieuw te registreren voertuigen in alle EU-lidstaten gelijk. Een typegoedkeuring die in een lidstaat is verleend, dient daardoor in alle andere lidstaten te worden geaccepteerd. De Euronormen zullen gaan gelden vanaf 1 september 2009. Voertuigen die vóór die datum een goedkeuring verkrijgen, kunnen bovendien op die goedkeuring nog tot 1 januari 2011 op hun (eerste) kenteken worden geregistreerd.
BOVAG en RAI waren van mening dat deze Europese harmonisatie door de Nederlandse staat werd doorkruist. De Fijnstoftax zou immers tot gevolg hebben dat Nederland al voor invoering van de Euronormen strengere eisen ging hanteren. Dit zou strijd opleveren met het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Unie. Zij startten om die reden een kortgeding tegen de staat, om toepassing van de Fijnstoftax door de rechter te laten verbieden.
In eerste instantie oordeelde de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, dat van die strijd geen sprake zou zijn. Volgens hem moest de Fijnstoftax namelijk worden getoetst aan de Europese Verordening waarbij de Euronormen zijn vastgesteld. Deze verordening vormt namelijk een bijzondere regel, die als zodanig voorrang heeft boven het algemene gemeenschapsrecht dat daardoor in deze buiten beschouwing moest worden gelaten. De Fijstoftax werd vervolgens niet strijdig met de Verordening geacht, omdat de maatregel enkel stimulerende maatregelen inhoudt en geen absolute verboden, zoals de Verordening.
Het Hof oordeelde echter anders. Volgens het Hof mag de Staat geen belastingmaatregelen nemen die afbreuk doen aan het vrije verkeer binnen de EU. De Fijnstoftax doet dit wel. Deze houdt namelijk geen algemene verhoging van de motorrijtuigenbelasting inhoudt, maar sluit aan bij de technische eigenschappen van bepaalde voertuigen (uitstootniveau's van fijnstof). Daardoor wordt in de praktijk voor de registratie van deze voertuigen in Nederland een drempel opgeworpen, op een eerder moment dan in de Europese regelgeving is vastgelegd.
Afbreuk aan de Gemeenschappelijke Europese markt is daardoor volgens het Hof weldegelijk aan de orde. De nadelige effecten, zoals noodgedwongen prijsverlaging en het geheel stilvallen van verkoop van bepaalde modellen, werden volgens het Hof door RAI en BOVAG ook voldoende aangetoond. Toepassing van de Fijnstoftax werd daarom door het Hof verboden.
Koen van den Berg is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.