Praktijkgebieden: Bouwrecht
Het is een hot item. Marktwerking wordt ingevoerd in de gezondheidszorg. Zorginstellingen (ziekenhuizen en verpleeghuizen, in het jargon: “cure” respectievelijk “care”) zullen “winst” moeten gaan maken. Zij doen dat door geneeskundige behandelingen uit te voeren, waarvoor zij een vergoeding krijgen. De voor iedere behandeling in rekening te brengen vergoeding wordt vooraf vastgesteld. Dat is het “tarief”. De Nederlandse Zorgautoriteit (vroeger: het College Tarieven Gezondheidszorg) stelt het tarief voor een behandeling vast.
Een zorginstelling kan natuurlijk ook winst maken door het onroerend goed op een slimme manier te exploiteren. Maar ja, hoe doe je dat ? Want exploitatie van onroerend goed is niet zonder risico. Hoe moet de gemiddelde ziekenhuis bestuurder daarmee omgaan ? En: wat mag er wel en wat mag er niet ?
Onder het oude regime, konden zorginstellingen alleen nieuwbouw plegen als ze daarvoor een vergunning hadden. De plannen waren aan redelijk strenge eisen gebonden. En als een vergunning werd verleend, dan was de bouwsom ook gegarandeerd. Zelfs tegenvallers tijdens de bouw waren (vrijwel) volledig gegarandeerd. Op die manier liep een zorginstelling niet of nauwelijks risico bij nieuwbouw. Hoogstens konden bepaalde (meerwerk) tegenvallers niet worden verhaald. Maar zelfs dan, was er altijd nog wel een vangnet.
Tegenwoordig is dat anders. De voorafgaande vergunning is vervallen. Een zorginstelling mag dus bouwen wat hij wil. Een speciale vergunning is niet nodig, behalve natuurlijk de “normale” bouwvergunningen etcetera. En het is voor een zorginstelliing ook wel handig als zij een nieuwe vleugel opent waarin verantwoorde zorg kan worden geleverd en die de goedkeuring van de Inspectie Gezondheidszorg kan wegdragen.
De nieuwbouwkosten worden vervolgens versleuteld in het tarief. Het grote verschil is dat die tarieven in toekomst, waarschijnlijk, “integraal” zullen zijn. Wat betekent dat slechts een standaard-opslag voor de bouw- en financieringskosten wordt toegepast. Als de nieuwbouw dus duurder uitvalt of de zorginstelling behaalt minder behandelingen dan gepland, verdient de zorginstelling de investering uiteindelijk niet terug. Het vangnet is verdwenen en de zorginstelling loopt risico.
Helaas is op dit moment nog onduidelijk hoe het overgangsregime er uit gaat zien. Welke kapitaallasten uit het “oude” regime kan men in de toekomst nog in rekening brengen via het tarief ? En wordt in één klap het nieuwe integrale tarief geldig, of komt er een glijdende schaal ? En wat als men bezig is onder de oude regeling een nieuwbouw te realiseren, die duurder uitpakt terwijl net het nieuwe regime is gaan gelden ? Ook hier zijn diverse oplossingen mogelijk, waarbij volgens sommige geleerden ook zal moeten worden opgelet dat er geen sprake is van (indirecte) staatssteun. Hopelijk komt er snel duidelijkheid op dit punt.
De zorginstellingen zullen op verschillende wijze met de nieuwe risico's omgaan. Men adviseert bijvoorbeeld om een nieuwbouw efficiënt in te richten (dat was onder het oude systeem minder vanzelfsprekend dan het lijkt) en een flexibel inzetbaar gebouw neer te zetten (waardoor een gewijzigd gebruik mogelijk is als er onverhoopt minder patiënten langskomen dan gedacht). Dat is echter architectenwerk.
Juridisch kan men ook de risico's van nieuwbouw wel beperken, door gebruik te maken van geïntegreerde contractsvormen. Daarbij laat men bijvoorbeeld een bouwcombinatie zowel ontwerp als bouw en vervolgens 10 jaar onderhoud verzorgen tegen een vooraf bepaalde prijs. Het bouw- en beheersrisico wordt daarmee aanzienlijk beperkt. Dat zal echter wel een denk-omslag vergen, omdat tot nu toe in de zorg vooral werd gewerkt met traditionele (bouw)contractsvormen. Daarbij hield de zorginstelling het ontwerp vrijwel volledig in eigen hand, vanuit de gedachte dat niemand beter weet hoe het gebouw er uit moet komen te zien dan de gebruiker zelf. Dat de instelling daardoor zichzelf allerlei ontwerp-, bouw- en exploitatie risico's op de hals haalde, was minder relevant gezien de garanties uit het oude stelsel. Nu die garanties zijn vervallen, moeten de instellingen die (destijds vanzelfsprekende) keuze nog maar eens tegen het licht houden.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.