Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Aanspraken op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon (“stamrechten”) zijn vrijgesteld voor de loonbelasting. Wanneer een ontslagen werknemer zijn beëindigingsvergoeding wil gebruiken om later – bijvoorbeeld – een aanvulling op zijn pensioen te bewerkstelligen, kan het voordelig zijn de vergoeding als stamrecht toe te laten kennen. Over de gespreide uitkeringen uit het stamrecht is hij dan later weliswaar belasting verschuldigd, maar tegen die tijd – en bij dat inkomen – geldt voor hem veelal een lager belastingtarief. Om misbruik te voorkomen stelt de Wet op de Loonbelasting strenge eisen aan dergelijke construc-ties. Eén van de voorwaarden is dat de aanspraak moet worden ondergebracht bij een verzekeraar. Als verzekeraar voor deze aanspraak kan (onder bepaalde voorwaarden) een door de (ex)werknemer zelf op te richten vennootschap optreden; de zogeheten stamrecht-BV.
Bij beëindiging van een dienstverband heeft menig werknemer nog een bedrag tegoed dat ziet op nog niet opgenomen vakantiedagen, vakantiegeld, eindejaarsuit-kering enzovoorts. Dat zijn uiteraard geen bedragen die dienen ter derving van inkomen, zodat de vrijstelling daar niet voor geldt en de werkgever daarop dus bij het uitkeren van die bedragen belasting dient in te houden. recent heeft de Hoge Raad zich mogen buigen over een zaak waarin de werkgever zo vriendelijk was geweest om die bedragen tegelijk met de eigenlijke beëindigingsvergoeding netto op de rekening van de stamrecht-BV te storten. De belastingdienst was daar, zoals verwacht kon worden, niet blij mee en legde deze werkgever een naheffingsaanslag en boete op, berekend over het gehéle bedrag. De casus was als volgt.
De werkgever is bij de beëindiging van het dienstverband aan de werknemer een bedrag verschuldigd ter waarde van € 65.958,-. Dit bedrag wordt onder toepassing van de stamrechtvrijstelling rechtstreeks gestort op de bankrekening van de stamrecht-BV van de werknemer. Van het toegekende bedrag ziet een deel (€ 53.615,-) op gederfd loon en een deel (€ 12.343,-) op de afkoop van vakantiedagen, vakantierechten en een mobiliteitsbijdrage. De belastingdienst heeft over het totale bedrag van € 65.958,- een naheffingsaanslag loonbelasting en een boete opgelegd. De belastingdienst meent namelijk dat de stamrechtvrijstelling niet gedeeltelijk – dus alleen op het gederfd loon – kan worden toegepast. Indien de aanspraak niet alleen ziet op gederfd of nog te derven loon en dus “onzuiver” is, dan is de gehele aanspraak onzuiver en kan de stamrechtvrijstelling niet worden toegepast, aldus de Inspecteur van de belastingdienst, onder verwijzing naar het standpunt van de Staatssecretaris van Financiën in deze. Op de zienswijze van de Staatssecretaris is in de literatuur veel commentaar geweest en ook de rechtbank Breda is het niet met hem eens. Naar het oordeel van de rechtbank is voor het standpunt van de Staatssecretaris geen steun te vinden in de tekst van de wet noch in de parlementaire geschiedenis met betrekking tot de regelgeving betreffende de stamrechtvrijstelling. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de stamrechtvrijstelling wel uitsluitend van toepassing kan zijn op dat deel van het bedrag dat ziet op het gederfde loon en vermindert de naheffingsaanslag naar het belastbaar inkomen van € 12.343,-
De Staatssecretaris stelt (sprong)cassatie in en handhaaft daarbij het standpunt dat de stamrechtvrijstelling in het geheel niet van toepassing is als een deel van de aanspraak onzuiver is voor iets anders bestemd is dan voor het gederfd loon. De Hoge Raad volgt de conclusie van de advocaat-generaal en verwerpt het cassatieberoep. Net als de rechtbank Breda oordeelt de Raad dat één aanspraak wel degelijk gesplitst kan worden voor de toepassing van vrijstellingsbepalingen. Voorts sluit de wettekst gedeeltelijke toepassing van de stamrechtvrijstelling op de toegekende aanspraak niet uit en ook past partiële toepassing binnen het doel en strekking van de wet op de loonbelasting. Tenslotte wordt geoordeeld dat de wetshistorie geen aanknopingspunten biedt voor een andere visie.
De zienswijze van de Staatssecretaris vond dus ook geen steun bij de hoogste rechter.De gulle werkgever komt al met al betrekkelijk goed weg.Desalniettemin is deze zaak aanleiding om werkgevers er op te wijzen dat het niet voldoen aan de eisen die worden gesteld aan het netto uitbetalen van een beeindigingsvergoeding in een stamrechtconstructie hen duur kan komen te staan. Het is namelijk de werkgever die wordt aangesproken en beboet. En tot overmaat van ramp kan hij die bedragen niet op zijn voormalig werknemer verhalen.
Kissiwah Mireku is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.