Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De Wet op de ondernemingsraden (WOR) bepaalt dat elke onderneming waar in de regel ten minste vijftig personen werkzaam zijn, een ondernemingsraad (OR) dient in te stellen. Wanneer het aantal werkzame personen onder de vijftig komt, houdt deze verplicht ingestelde OR van rechtswege op te bestaan bij het eindigen van de dan lopende zittingsperiode van die OR. Een (andere) opheffingsgrond geeft de WOR niet, althans niet voor verplicht ingestelde raden.
De WOR geeft ondernemers ook de mogelijkheid vrijwillig over te gaan tot oprichting van een OR als in de onderneming minder dan vijftig medewerkers werkzaam zijn. De ondernemer kan een dergelijke vrijwillig ingestelde OR wel opheffen, maar slechts bij het eindigen van de lopende zittingsperiode van de OR én indien dan sprake is van een belangrijke wijziging van omstandigheden. Ondernemers dienen derhalve goed bij zichzelf te rade te gaan alvorens vrijwillig over te gaan tot de oprichting van een OR. Men komt er immers niet zomaar weer “vanaf”, zo ondervond ook de ondernemer in deze uitspraak.
Een onderneming heeft sinds dertig jaar een OR. Na afloop van de zittingsperiode van de OR zijn in de onderneming nog 24 werknemers werkzaam en de onderne-mer gaat vrijwillig over tot continuering van de OR. Dit was in 2005. In 2008, wanneer de OR hem verzoekt verkiezingen te organiseren, stelt de ondernemer zich op het standpunt dat de vrijwillige OR dient te worden opgeheven. Wel is de ondernemer bereid een personeelsvertegenwoordiging (PVT) in te stellen, omdat dat een meer passende opvolging zou zijn van de OR. Een PVT heeft evenwel minder bevoegdheden dan de OR en heeft bovendien een meer vrijblijvend karakter.
De ondernemer stelt dat er sprake is van belangrijke wijzigingen in de omstandig-heden, maar van alles wat hij aandraagt – afdelingen die anders werken, een afdeling die is gesloten, Wijzigingen in de IT sfeer, stelt de OR dat deze in 2005 ook al speelden. Het aantal personeelsleden is in de tussentijd zelfs gestegen naar 36.
Belangrijk detail is dat ten tijde van de discussie omtrent het opheffen van de OR, de ondernemer de functieprofielen binnen zijn onderneming wilde herzien althans duidelijker wilde beschrijven en onderbrengen in een nieuw systeem. Hier speelde ook mee dat de onderneming een nieuwe bestuurder had, die het opstellen en wijzigen van de functieprofielen zo snel mogelijk wilde afronden.
De OR was het – samen met bijna alle overige personeelsleden – niet eens met dit besluit van de ondernemer en de kantonrechter deelde deze mening. De kanton-rechter overwoog dat geen sprake was van een belangrijke wijziging van omstan-digheden, nu de door de ondernemer aangedragen wijzigingen al langer bestonden en het niet duidelijk was waarom de gestelde wijzigingen nu tot opheffing van de OR zouden moeten leiden. Duidelijk was in elk geval dat de OR een belangrijke rol in de onderneming speelde en dat het niet de bedoeling was van de wetgever het opheffen van een – vrijwillig ingestelde – OR gemakkelijk te maken, aldus de kantonrechter. Bovendien heeft zowel de OR als een groot deel van het personeel zich uitgesproken vóór het voortbestaan van de OR, terwijl vaststaat dat niemand zich voor de verkiezingen van de PVT kandidaat heeft willen stellen (op verzoek van de OR overigens). Dit zou betekenen dat bij opheffing van de OR er geen officiële medezeggenschap meer zou bestaan. De bereidheid van de ondernemer een PVT in te stellen en haar personeel ook overigens goed te informeren kan, hoe goed bedoeld ook, niet als een goed substituut worden aangemerkt vanwege het vrijblijvende karakter daarvan. Bovendien is gebleken dat binnenkort een belangrijke item ter beslissing op tafel ligt, namelijk de wijziging van de functieprofielen. De kantonrechter oordeelt dan ook dat continuering van de OR is geboden.
Nu deze procedure in kort geding werd gevoerd, zou het kunnen zijn dat de bodemrechter anders oordeelt. Mocht dat het geval zijn, dan zal ik daar uiteraard weer een blogje aan wagen.
Kissiwah Mireku is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.