Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Vrijheid van godsdienst en de ruimte die iemand moet krijgen om (vrouwen) wel of geen hand te geven blijft in de rechtspraak een heikel punt. Waar de Commissie Gelijke Behandeling veelal oordeelt dat iemand die ruimte moet krijgen (en dus om die reden niet mag worden ontslagen of anderszins anders behandeld) oordeelt de rechter veelal anders. Al eerder schreven wij over een situatie waarin de rechter tot een ander oordeel kwam dan de CGB. Onlangs is dat weer gebeurd.
Een orthodoxe moslim solliciteerde in Rotterdam naar de functie van klantmanager. Hij droeg bij zijn sollicitatie traditionele moslimkleding en weigerde het vrouwelijke Hoofd P&O en hand te geven. In het gesprek gaf hij aan de kleding bij zijn werk te willen blijven dragen, en ook dan vrouwen geen hand te willen geven. De gemeente wees hem om die redenen af voor de functie.
De man diende een klacht in bij de CGB en kreeg daar gelijk. De CGB oordeelde dat de gemeente daarmee een direct onderscheid naar godsdienst maakte, en dat de gemeente tevens een indirect onderscheid naar godsdienst maakte dat niet objectief gerechtvaardigd was (ter toelichting: direct onderscheid mag nooit, indirect onderscheid mag als het op grond van een dubbele toets gerechtvaardigd is). De gemeente bleef echter bij de afwijzing, en de man stelde dat de gemeente onrechtmatig handelde, en vorderde een schadevergoeding.
De rechter volgde ook in deze zaak het oordeel van de CGB niet. Anders dan de CGB vond de rechtbank dat de gemeente de man terecht had afgewezen: door vrouwen geen hand te geven maakte de man direct onderscheid naar geslacht, en de gemeente hoeft, zo stelt de rechter, dat niet te accepteren. Bovendien, zo oordeelt de rechter, is het geven van een hand nog steeds de gebruikelijke wijze van begroeting in Nederland, wordt het weigeren van een hand nog steeds vaak opgevat als kwetsend, en mocht ook dat voor de gemeente meewegen bij de afwijzing.
Er is in de pers – u zult het gezien hebben – veel aandacht voor deze uitspraken, en voor de verschillende benaderingen van CGB en rechter. In deze uitspraak kan de rechter afwijken van het oordeel van de CGB mede door een vrij “technische” benadering, waardoor bijvoorbeeld de later door de man uitgesproken bereidheid om mannen en vrouwen op dezelfde manier te begroeten buiten beschouwing kan blijven. Hetzelfde geldt voor de kleding van de man: ook dat aspect wordt door de rechter buiten beschouwing gelaten. Dit neemt echter niet weg dat de benadering van de rechter toch fundamenteel anders lijkt dan die van de CGB. De benadering van de rechter vindt in de publieke opinie meer begrip dan die van de CGB. Of die benadering echter ook stand houdt als de man in beroep gaat, en tot aan het Europese Hof procedeert is de vraag. Hij heeft aangekondigd dat inderdaad te gaan doen, dus het laatste woord is hier nog niet over gezegd. We blijven het volgen!
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.