Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Een legaal bedrijf wegbestemmen, dat wil zeggen niet opnemen in een nieuw bestemmingsplan, mag dat?
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat onder voorwaarden mogelijk. In de uitspraak van de Afdeling van 5 maart jl. die onlangs werd gepubliceerd, is deze lijn nog eens bevestigd.
Het betrof het beroep van twee bedrijven tegen de goedkeuring van een nieuw bestemmingplan ten behoeve van een bedrijventerrein dat zal worden geherstructureerd. Het bedrijventerrein met milieubelastende bedrijven moet volgens de gemeenteraad een hoogwaardige kantoorlocatie worden. Volgens (de uitwerkingsregels van) het nieuwe bestemmingsplan passen bedrijven, noch bebouwing, noch het gebruik in het nieuwe bestemmingplan. De bedrijven mogen wel op basis van het overgangsrecht worden voortgezet.
De Afdeling stelt voorop dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. Bestaand legaal gebruik dient uit een oogpunt van rechtszekerheid in het algemeen dienovereenkomstig te worden bestemd. Dit uitgangspunt kan onder meer uitzondering vinden, indien het als zodanig bestemmen van bestaand legaal gebruik op basis van nieuwe inzichten niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. Daarnaast moet het met het oog op de gevestigde rechten en belangen aannemelijk zijn dat de beoogde bestemming binnen de planperiode wordt verwezenlijkt.
De Afdeling acht in dit geval het belang van herstructuring en opwaardering van het bedrijventerrein groter dan het ongewijzigde behoud van de bedrijven op de huidige locatie.
De bedrijven hadden betoogd zelf niet van plan te zijn binnen de planperiode (van 10 jaar) te vertrekken. Volgens de Afdeling is dat geen vereiste. Het gaat erom dat het voldoende aannemelijk is dat het bedrijf binnen de planperiode wordt verplaatst (zo nodig middels onteigening). In casu zijn er volgens de Afdeling omstandigheden aanwezig waaruit blijkt dat de bedrijven zullen vertrekken, mede gelet op de inspanningen van de gemeente om een nieuwe locatie te vinden voor die bedrijven.
Dit is voor de bedrijven een vervelende situatie. Het overgangsrecht van het bestemmingsplan laat slechts het huidige gebruik toe. Van uitbreiding kan geen sprake meer zijn. En echte zekerheid over een nieuwe locatie is er in dit geval niet, terwijl de onderhandelingspositie hierover door het nieuwe bestemmingsplan behoorlijk is ingeperkt.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.