Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Dat mededingingsautoriteiten (zoals de NMa) naast ondernemingen ook de betrokken leidinggevenden in kartelzaken kan beboeten, wisten we al. Dat je de hoge boetes (deels) kunt ontlopen door gebruik te maken van de clementieregeling wisten we ook. Wat we niet wisten is dat bedrijven die kartels organiseren of de vorming daarvan vergemakkelijken ook als “dader” in mededingingsrechtelijke zin kunnen worden aangemerkt en vervolgens beboet kunnen worden.
Het Gerecht van Eerste Aanleg (het Gerecht) in Luxemburg heeft in een recent arrest voor het eerst het begrip “overeenkomst tussen ondernemingen” zoals opgenomen in artikel 81 van het EG-verdrag en in artikel 6 van de Mededingingswet uitgelegd.
In 2003 heeft de Europese Commissie (de Commissie) in een kartelzaak vijf producenten van organische peroxide veroordeeld wegens kartelvorming en beboet met 70 miljoen euro. Het AKZO-concern, één van de deelnemers aan het kartel, wist de boete te ontlopen omdat het als eerste een clementieverzoek bij de Commissie had ingediend. Voor de eerste maal in de geschiedenis heeft de Commissie echter naast de producenten ook een zakelijke dienstverlener, AC Treuhand AG, beboet met een symbolisch bedrag van 1000 euro.
AC Treuhand heeft het kartel jarenlang ondersteund door geheime documenten in haar kantoren te bewaren en door bepaalde gegevens over de activiteiten van producenten van organische peroxide te verzamelen en te bewerken, zodat de kartelleden hun gedragingen op de markt beter konden coördineren. Daarnaast hield AC Treuhand zich bezig met logistieke en secretariële taken met betrekking tot de organisatie van de kartelbijeenkomsten. Op die manier zou de Commissie moeilijk het kartel opsporen.
Voor het Gerecht in Luxemburg, betoogde AC Treuhand dat zij niet de “dader” van de overtreding kon zijn omdat ze geen deelnemer aan het kartel was. De door de Commissie gehanteerde “daderkring” was naar de mening van AC Treuhand te ruim. Om als “dader” te worden aangemerkt moet er sprake zijn van een overeenkomst of gedraging op een bepaalde productmarkt, omdat slechts ondernemingen die daarop actief zijn als concurrenten hun gedrag kunnen afstemmen en de mededinging kunnen beperken. Het Gerecht deelt de mening van AC Treuhand niet en legt uit dat het begrip “overeenkomst tussen ondernemingen” en de daaronder begrepen “dader” van de overtreding, in het licht van de doelstellingen van het EG-verdrag, geen onderscheid maakt naargelang de sector of de markt waarop de betrokken ondernemingen actief zijn.
Het Gerecht noemt de volgende voorwaarden waaronder de deelname van een onderneming aan een kartel een inbreuk op het kartelverbod oplevert:1. het deelnemen aan een bijeenkomst waarop mededingingsverstorende overeenkomsten worden gesloten en waartegen men zich niet duidelijk verzet. Dat leidt ertoe dat het voortbestaan van de inbreuk wordt bevorderd en de ontdekking daarvan wordt bemoeilijkt;2. het sporadisch deelnemen aan bijeenkomsten van een kartel of daarin een ondergeschikte rol spelen is niet relevant voor de vaststelling van de inbreuk of de vaststelling van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de gehele inbreuk. Wel kunnen deze elementen in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van de omvang van de inbreuk en de hoogte van de boete;3. voor de toerekening van de gehele inbreuk aan de deelnemende onderneming is daarnaast vereist dat deze volgens haar wilsuiting de doelstellingen van het kartel onderschrijft. Dat kan ook stilzwijgend gebeuren door van het kartel geen afstand te nemen.
Naar aanleiding van de feitelijke omstandigheden van deze zaak, concludeerde het Gerecht dat AC Treuhand met volledige kennis van zaken doelbewust haar beroepservaring en kantoorvoorzieningen aan het kartel ter beschikking heeft gesteld en daarvan profijt heeft gehad. Omdat het de eerste keer was dat een zakelijke dienstverlener werd beboet, werd de boete vastgesteld op 1000 euro. De boete had veel hoger kunnen zijn, namelijk tot 10 % van de wereldwijde omzet van de onderneming. De Commissie is echter van plan om in de toekomst hoge boetes uit te delen.
De boodschap van de Commissie, bekrachtigd door het Gerecht in Luxemburg, is duidelijk: dienstverleners kunnen ook veroordeeld worden voor het overtreden van de mededingingsregels zonder dat ze actief zijn op de markt van het kartel. Het faciliteren, vergemakkelijken en ondersteunen van een kartel is verboden.
Maria van Bladel is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.