Praktijkgebieden: Bouwrecht
Openbare aanbestedingsprocedures stimuleren regelmatig de creativiteit onder aannemers.
Wat was het geval. Rijkswaterstaat hield een Europese openbare aanbesteding voor het wegendistrict Utrecht. De aanbesteding betrof gesimplificeerd het regulier onderhoud van de wegen en het (per separate opdrachten) afhandelen van calamiteiten en herstelwerkzaamheden voor een aantal jaren. Daarbij diende voor het onderhoud en de calamiteiten afzonderlijke en per onderdeel gespecificeerde aanneemprijzen te worden geoffreerd. Krachtens de gunningscriteria zou het werk aan de inschrijver met de laagste prijs worden gegund, waarbij echter de “laagste” prijs een fictieve prijs was. Die “laagste” prijs werd samengesteld uit de som van de ingeschreven prijs voor het regulier onderhoud en vier maal de prijs voor het afhandelen van de calamiteiten.De reden van Rijkswaterstaat voor het hanteren van een dergelijke fictieve berekening van de laagste prijs is om zo de inschrijvers te stimuleren om voor het afhandelen van calamiteiten een zo laag mogelijke prijs te offreren.
U begrijpt het al. Een aannemerscombinatie schreef in met € 16.666.561 voor het onderhoud en -/- € 4.166.640 voor de calamiteiten. In de berekening van de fictieve laagste prijs kwam die combinatie dus uit op een totaal van welgeteld € 1,=. En zowaar, dat was dan ook veruit de laagste prijs. Ter vergelijk; de eerstvolgende inschrijver had voor het onderhoud een bedrag van circa € 6.000.000 en voor de calamiteiten € 1.000.000 ingeschreven (daarmee dus uitkomend op een fictieve laagste prijs van € 10.000.000).
Dat wringt. Hoe kan een aannemer nu werkzaamheden uitvoeren voor een negatief bedrag ? Kan zo een inschrijving nog wel worden aangemerkt als een bestekconforme inschrijving ? In het bestek stond immers voorgeschreven dat in alle aanneemprijzen per eenheid alle kosten die met de genoemde werkzaamheden waren gemoeid moesten zijn begrepen en moesten worden gespecificeerd, en met een negatieve prijs klinkt dat niet logisch.Daarbij komt dat de aanbesteding plaats vond onder het Aanbestedingsreglement werken 2005 (AWR 2005). Het AWR voorziet – via artikel 2.27.1 – in de mogelijkheid om inschrijvingen die “abnormaal laag” lijken af te wijzen.
Omdat de inschrijving van de aannemerscombinatie voor het regulier onderhoud ruim tien miljoen euro hoger lag dan de eerstvolgende inschrijving, voelde Rijkswaterstaat natuurlijk niets voor deze inschrijving. De combinatie werd dan ook gepasseerd. Daartegen kwam de combinatie in verweer en vorderde in kort geding Rijkswaterstaat te verbieden het werk aan een van de andere inschrijvers te gunnen.
De combinatie stelde daarbij dat het gebruikelijk is om de wegenbouw kortingen te verstrekken, en dat ze in dit geval die kortingen geheel had verwerkt in haar prijs voor de calamiteiten. Daarbij kwam ze slechts tegemoet aan het oogmerk van Rijkswaterstaat, die immers met haar berekeningswijze van de fictief laagste prijs beoogde een zo laag mogelijke prijs voor die calamiteiten te krijgen. Van een abnormaal lage prijs van haar inschrijving, zoals bedoeld in het AWR 2005, was volgens de combinatie al evenmin sprake, nu immers de inschrijving als totaal in het geheel niet als laag kon worden aangemerkt. Als Rijkswaterstaat geen irreële prijzen op onderdelen of negatieve offertes wenste te ontvangen, dan had ze dat in haar aanbestedingsvoorwaarden maar moeten uitsluiten.
Alles tevergeefs. De Voorzieningenrechter oordeelt dat het op onderdelen offreren van onmiskenbaar irreële en negatieve prijzen zich niet verhoudt met het aanbestedingsvoorschrift, in dit geval dat in de te offreren prijzen per eenheid alle kosten dienen te zijn begrepen voor de uitvoering van de betreffende werkzaamheden. Tevens oordeelt de Voorzieningenrechter dat het aanbieden van een negatieve prijs, ook als dat op een onderdeel is, is aan te merken als een abnormaal lage prijs zoals bedoeld in het AWR 2005. Voorzieningenrechter Rechtbank s' Gravenhage d.d. 21 juli 2008 LJN: BD9873.
De combinatie miste hier dus de boot.Toch kan aan de redenering van de combinatie niet iedere overtuigingskracht worden ontzegd. Zou ze haar rekenkundige creativiteit niet tot het extreme hebben uitgebuit, zodat haar fictieve prijs op die ene euro uit kwam, dan had deze kwestie ook anders kunnen aflopen.
Charles Moons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.