Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
In eerdere bijdragen is al het een en ander uiteengezet over de aansprakelijkheid van bestuurders van een vennootschap. Zo kan een bestuurder in geval van onbehoorlijk bestuur persoonlijk aansprakelijk worden gesteld door de vennootschap zelf, door haar werknemers en door derden, zoals bijvoorbeeld een curator. Onlangs sprak de Hoge Raad zich uit over de bestuurdersaansprakelijkheid tegenover een individuele aandeelhouder.
De hoofdregel uit de jurisprudentie omtrent de aansprakelijkheid van een bestuurder jegens een individuele aandeelhouder is dat de aandeelhouder de bestuurder niet rechtstreeks kan aanspreken. Indien een aandeelhouder schade leidt doordat een bestuurder slecht bestuurt (waardoor de waarde van de aandelen daalt), dan is het uitsluitend de vennootschap zelf die een claim op de bestuurder heeft. De aandeelhouder heeft “slechts” afgeleide schade. Wil de aandeelhouder de bestuurder aanspreken, dan zal hij moeten zorgen dat de vennootschap actie onderneemt. Vaak is dit lastig, omdat de bestuurder met wie het geschil bestaat, niet snel geneigd zal zijn zichzelf aansprakelijk te stellen.Er bestaat echter een “escape” voor de aandeelhouder: indien de bestuurder een specifieke zorgvuldigheidsnorm jegens die aandeelhouder heeft geschonden, kan hij toch rechtstreeks door die aandeelhouder aangesproken worden. En zo’n “specifieke zorgvuldigheidsnorm” kwam aan bod in het arrest van de Hoge Raad.
De vennootschap in kwestie had twee aandeelhouders. Een van hen was tevens de bestuurder van de vennootschap. Die bestuurder was een beheersvennootschap. Toen de vennootschap in zwaar financieel vaarwater terecht kwam probeerde de beheersvennootschap een nieuwe financier aan te trekken om het tij te keren. Dat mislukte, en de beheersvennootschap vroeg surseance van betaling aan voor de vennootschap.
De beheersvennootschap had echter niet de goedkeuring gevraagd van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders voor een aanvraag tot surseance van betaling, ondanks dat de statuten, de participatie- en de aandeelhoudersovereenkomst die goedkeuring uitdrukkelijk voorschreven. Daarmee had de beheersvennootschap gehandeld in strijd met de statuten en met de participatie- en aandeelhoudersovereenkomst.
Handelen in strijd met een overeenkomst maakt je aansprakelijk jegens je contractspartij. Dus reeds vanwege wanprestatie kon de aandeelhouder de beheersvennootschap -in diens hoedanigheid van aandeelhouder- aanspreken. Maar hoe zit het met het schenden van de statuten door de bestuurder?
Volgens de wet en de Hoge Raad beogen de statuten de vennootschap te beschermen. Handelt de bestuurder in strijd met de statuten, dan is hij in beginsel aansprakelijk jegens de vennootschap als zodanig. Maar volgens de Hoge Raad kunnen bepaalde statutaire bepalingen specifiek tot doel hebben om de individuele aandeelhouder te beschermen. Indien dergelijke bepalingen zijn geschonden, is de bestuurder (ook) rechtstreeks aansprakelijk jegens de aandeelhouder.
De Hoge Raad verwees deze zaak terug naar het gerechtshof met de aanwijzing te onderzoeken of hier sprake is van zo’n specifieke statutaire bepaling. Zo ja, dan kan sprake zijn van specifiek onrechtmatig handelen door de bestuurder jegens de individuele aandeelhouder. En voor de juristen onder ons: daarbij wordt tevens aangehaakt bij de “gewone” bestuurdersaansprakelijkheid ex art. 2:9 BW.
Wordt aldus vervolgd. Het is in ieder geval goed om in het achterhoofd te houden dat een bestuurder de statuten ook om redenen van aansprakelijkheden zorgvuldig dient te volgen.
Benjamin van Leeuwen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.