Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In eerdere bijdragen is al naar voren gebracht dat het niet mogelijk is om in hoger beroep te gaan tegen een beschikking ter ontbinding van een arbeidsovereenkomst. Zo werden al twee uitspraken behandeld waarbij tevergeefs een poging werd gedaan dit appèlverbod te omzeilen door een hernieuwd verzoekschrift in te dienen respectievelijk een aparte dagvaardingsprocedure te starten. Ter herinnering: het appèlverbod wordt doorbroken als de kantonrechter buiten het toepassingsgebied van art. 7:685 B.W. (de ontbindingsprocedure) treedt of elementaire rechtsbeginselen schendt (zoals hoor en wederhoor). Dat een beroep daarop soms toch slaagt blijkt uit een recente uitspraak) van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Een werkgever had een werkneemster begin juli 2007 op staande voet ontslagen vanwege – kort samengevat – ongeoorloofde afwezigheid en een uit de hand gelopen onenigheid over een financiële regeling.
Voor het geval het ontslag op staande voet geen stand zou houden diende de werkgever een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in. Toen de kantonrechter bij zijn beschikking van oktober 2007 aangaf dat hij voornemens was de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden onder toekenning van een vergoeding van € 85.000,- trok de werkgever het ontbindingsverzoek in.
Vervolgens diende de werkneemster op haar beurt zelf een verzoekschrift in tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding van € 160.000,-. De kantonrechter besloot in december 2007 de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning van een vergoeding van € 60.000,-. Dat deed de kantonrechter opmerkelijk genoeg onvoorwaardelijk, dus niet slechts voor het geval het dienstverband nog zou bestaan.
De werkgever verzocht in hoger beroep om vernietiging van de laatste beschikking. De rechter was naar het oordeel van de werkgever buiten toepassing van art. 7:685 B.W. getreden omdat deze een arbeidsovereenkomst had ontbonden die niet (meer) bestond.
Het Gerechtshof was het met de werkgever eens en vernietigde de beschikking. De uitspraak van het Gerechtshof betekende dat de werkneemster geen vergoeding kreeg.
De uitspraak is van belang in met name ontslag op staande voet-kwesties, waar ontbindingen voor zover vereist en vergoeding vaker tot problemen leiden. In “normale” gevallen blijft hoger beroep echter vrijwel altijd uitgesloten, en heeft de kantonrechter het laatste woord.
Benjamin van Leeuwen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.