Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In een eerdere bijdrage kwam reeds aan de orde dat ongeoorloofde afwezigheid van een werknemer reden kan zijn voor ontslag. Zonder overleg op vakantie gaan terwijl je na ziekte nu juist weer aan de slag zou moeten, is begrijpelijkerwijs uit den boze, maar dat er een groot grijs gebied bestaat als het gaat om ongeoorloofde afwezigheid blijkt wel uit een recente beslissing van de Centrale Raad van Beroep (TAR 2008, nr. 91).
Het ging hier om een ambtenaar die de disciplinaire sanctie van strafontslag opgelegd had gekregen wegens ongeoorloofde afwezigheid. De ambtenaar was reeds lange tijd in dienst toen hij geschorst werd in verband met een verdenking van het plegen van een zedenmisdrijf. De ambtenaar vertrok vervolgens ongeoorloofd naar het buitenland, dus zonder zijn werkgever daarover op de hoogte te stellen, en keerde pas na meer dan een maand weer terug naar Nederland. Dat werd door het bestuursorgaan gezien als ernstig plichtsverzuim hetgeen de reden voor het voorgenomen ontslag was. Daar kwam nog eens bij dat hij zich door zijn afwezigheid had onttrokken aan een politieel onderzoek, wat volgens het bestuursorgaan reden was om te twijfelen aan de integriteit en betrouwbaarheid van de ambtenaar.
Nadat de ambtenaar zijn zienswijze op de het voornemen om hem te ontslaan had gegeven, werd hij enige tijd later daadwerkelijk ontslagen. De ambtenaar maakte bezwaar bij het bestuursorgaan en ging in beroep bij de rechtbank, maar dat mocht niet baten nu beide instanties van mening waren dat er inderdaad sprake was van ernstig plichtsverzuim. Daarvoor was de straf van ontslag in dit geval niet onevenredig, aldus de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep dacht daar in hoger beroep echter anders over. Volgens de Centrale Raad mocht het enkele feit dat de ambtenaar verdacht werd van een ernstig strafbaar feit niet meewegen bij de keuze van de disciplinaire straf die werd opgelegd wegens een periode van ongeoorloofde afwezig-heid. De motivering van het ontslag zou dus alleen gebaseerd mogen worden op die ongeoorloofde afwezigheid zelf. Uit de woorden van het bestuursorgaan zou echter blijken dat de verdenking weldegelijk is meegewogen bij de keuze van de sanctie.
De Centrale Raad acht het verder niet onaannemelijk dat de ambtenaar naar het buitenland is gevlucht vanwege de emotionele toestand waarin hij was gebracht door de ernstige verdenkingen die tegen hem waren gerezen. Mede omdat de ambtenaar na ongeveer een maand uit eigen beweging terug is gekomen en hij een zeer langdurige goede staat van dienst had, acht de Centrale Raad het strafontslag onevenredig. Als de verdenkingen onterecht zouden blijken dan zou niets een voorzetting van de arbeidsovereenkomst in de weg staan.
Het bestuursorgaan zal dus nogmaals naar de zaak moeten kijken en weet nu dat alle specifieke omstandigheden van het geval bij ongeoorloofde afwezigheid in ogenschouw moeten worden genomen, maar indien er een sanctie wordt opgelegd vanwege ongeoorloofde afwezigheid, dan zal de motivering van het besluit ook daarop gebaseerd moeten zijn, en niet op andere verdenkingen. Dat geldt zeker als het om de meest vergaande sanctie van strafontslag gaat.
Benjamin van Leeuwen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.