Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Een vaak voorkomende frauduleuze handeling in faillissementsland is een schuldenaar die vlak vóór faillissement zijn laatste liquide middelen overmaakt naar een ander (bijvoorbeeld: de bestuurder). Het is duidelijk dat een dergelijke handeling niet is geoorloofd. Daarmee worden de crediteuren benadeeld.
Maar wat als de bestuurder (met goede bedoelingen uiteraard) met het geld dat hij ontving van de vennootschap ná diens faillissement bepaalde crediteuren betaalt? In dat geval lijkt er niks aan de hand. Het geld is dan uiteindelijk aan de gefailleerde vennootschap ten goede gekomen. Het lijkt dan goed te gaan… of niet?
Voor het antwoord moeten we eerst terug naar de basis. Volgens artikel 54 van de Faillissementswet is het niet mogelijk om een schuld aan de gefailleerde en een vordering op de gefailleerde tegen elkaar weg te strepen (juridisch: te “verrekenen”) indien één van beide vorderingen na faillissement is ontstaan. Verrekening is ook niet mogelijk door een schuldeiser (of een schuldenaar) van gefailleerde indien hij een schuld aan (respectievelijk een vordering op) gefailleerde heeft overgenomen terwijl hij weet dat een faillissement te verwachten is.
Doel van dit wetsartikel is te voorkomen dat een schuldeiser zich op een ongerechtvaardigde wijze een voorrangspositie verschaft. Een schuldeiser zou immers tegen vergoeding een schuld aan de gefailleerde kunnen overnemen om deze vervolgens met zijn vordering te verrekenen. In dat geval zou hij via een omweg alsnog zijn geld krijgen (namelijk de vergoeding voor het overnemen van de schuld).
Terug naar ons probleem. De curator van de gefailleerde zal het geld dat aan de bestuurder is gegeven terugvorderen. De bestuurder zal echter antwoorden dat hij met het geld schulden van de gefailleerde heeft voldaan, zodat hij een vordering op die gefailleerde heeft. De vordering van de curator en de vordering van de bestuurder zouden tegen elkaar moeten worden weggestreept.
Dit is waar artikel 54 om de hoek komt kijken: door op eigen initiatief de schulden van de vennootschap te betalen heeft onze bestuurder tevens een eigen vordering gecreëerd op de gefailleerde. Nu hij dit na het (feitelijk) faillissement van de vennootschap heeft gedaan kan hij niet verreken met de schuld die hij heeft aan de gefailleerde (de terugbetaling van het gekregen geld aan de curator).
Het gevolg is dat de bestuurder dubbel moet bloeden: de curator zal het gehele bedrag bij de bestuurder terugvorderen (ook al heeft hij schulden van de gefailleerde betaald). De bestuurder kan zijn tegenvordering in het faillissement indienen. De vraag is dan of hij iets krijgt… bestuurders, wees gewaarschuwd!
Maurits Richert is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.