Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Van een ontbindingsbeschikking (de beslissing van een kantonrechter waarbij een arbeidsovereenkomst al dan niet wordt ontbonden, en eventueel een vergoeding wordt toegekend) is geen hoger beroep mogelijk.Maar wat nu indien een werkgever achteraf van mening is dat de ex-werknemer door een onjuiste voorstelling van zaken te geven een te hoge vergoeding heeft meegekregen? Voor uitzonderingsgevallen kan de mogelijkheid van herroeping soelaas bieden. Herroeping biedt de rechter de mogelijkheid om in geval van bedrog, valsheid van stukken of het achterhouden van beslissende stukken tóch nog een beschikking te herzien.In een zaak waarin de Kantonrechter te Breda uitspraak diende te doen waren een werkgever en werknemer overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst tussen hen zou worden beëindigd middels een pro forma ontbinding onder toekenning van een tussen hen afgesproken ontbindingsvergoeding. Tijdens de onderhandelingen over de hoogte van die vergoeding is onder andere gesproken over de toekomstplannen van de werknemer en de mogelijkheid om in inkomsten te voorzien. De hoogte van de vergoeding is onder andere gebaseerd op de aanname dat de enige mogelijkheid daartoe voor de werknemer was om een eigen bedrijf te beginnen. De werkgever heeft meermaals aangegeven dat zij er bij haar aanbod voor een vergoeding vanuit ging dat de werknemer geen reële mogelijkheid had om op andere wijze in zijn inkomen te voorzien. Op enig moment gaf de werkgever zelfs aan dat zij aanwijzingen had dat de werknemer daaromtrent iets verzweeg en vroeg zij om nadere informatie.
Na de ontbinding kwam de werkgever er achter dat de werknemer helemaal niet van plan was om een eigen bedrijf te beginnen, maar juist al een overeenkomst had getekend om een bestaand bedrijf over te nemen. De werkgever meende dat de werknemer daardoor bedrog heeft gepleegd en dat er dus een grond was voor herroeping van de ontbindingsbeschikking.
De kantonrechter stelde vast dat er in dit geval sprake was van het verzwijgen van belangrijke feiten en dat de werkgever de beëindigingsovereenkomst niet zou hebben gesloten als hij op de hoogte was geweest van de overname plannen van de werknemer.Zeker gezien het feit dat de werkgever uitdrukkelijk heeft verzocht om opgave van te doen van mogelijkheden om inkomsten te genereren, had de werknemer haar moeten informeren over de overname. Dat de werkgever wel wist van de plannen van de werknemer om een eigen bedrijf te beginnen staat daaraan niet in de weg, omdat de waarschijnlijkheid dat (op korte termijn)inkomsten zullen worden gegenereerd bij het overnemen van een lopend bedrijf velen malen hoger ligt dan bij het opstarten van een nieuwe onderneming.
De kantonrechter was dan ook van oordeel dat er sprake was van bedrog en dat de ontbindingsbeschikking moest worden herroepen en heropend het geding voor zover het de hoogte van de vergoeding betreft.
In een min of meer vergelijkbare zaak oordeelde oordeelde de Hoge Raad onlangs dat verzwijging niet tot herroeping kon leiden indien de wederpartij reeds tijdens de voorafgaande procedure op de hoogte was of had moeten zijn van hetgeen werd verzwegen. Daarbij is het volgens de Raad van belang of het verzwegene naar voren zou zijn gekomen bij een van de wederpartij redelijkerwijs te verlangen onderzoek.
Een volstrekt uitgemaakte zaak is het dus nog niet. Immers, het is niet ondenkbaar dat geoordeeld wordt dat een werkgever die al wel aanwijzingen heeft dat de werknemer iets voor hem verzwijgt nader onderzoek had moeten plegen en op die manier op de hoogte had kunnen zijn van de werkelijke toekomstperspectieven.
Herroeping kan al met al voor werkgevers een uitkomst bieden indien bepaalde belangrijke, maar verzwegen, feiten pas na een ontbinding aan het licht komen – en niet eerder aan het licht hadden kunnen komen. Daarmee wordt in elk geval bewerkstelligd dat het niet loont om geen openheid van zaken te geven tijdens de onderhandelingen over een beëindigingsvergoeding.
Benjamin van Leeuwen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.