Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Een “cessie” houdt in dat een crediteur zijn vordering op zijn debiteur overdraagt (cedeert) aan een derde. Hierdoor moet de debiteur niet meer betalen aan de crediteur maar aan die derde. De wet heeft formele vereisten gesteld aan de manier waarop zo’n vordering wordt overgedragen. In deze blog zal ik de vereisten kort bespreken.
Ten eerste is voor de levering een akte van cessie nodig. Deze akte kan worden opgesteld door zowel de crediteur en de derde onderling (onderhands), als door een notaris (authentiek). In de akte moet de vordering van de crediteur voldoende zijn bepaald, maar het is niet noodzakelijk dat de vordering in de akte wordt gespecificeerd. Ook dient de overeenkomst die voorafgaat aan de levering van de vordering in de akte worden opgenomen. Een verklaring van de crediteur dat de vordering wordt overgedragen aan de derde met zijn handtekening is voldoende om te kunnen spreken van een onderliggende overeenkomst. Wel zal de derde-verkrijger op een (vormvrije) wijze de verklaring dienen te aanvaarden, zodat de overeenkomst tot stand komt.
Ten tweede kent de wet een mededelingsvereiste ten opzichte van de debiteur, als de vordering op hem wordt overgedragen op een derde. Bij een “openbare cessie” is mededeling van de overdracht aan de debiteur een vereiste. Bij een “stille cessie” is geen mededeling aan de debiteur nodig, maar in deze situatie wordt een zwaardere eis aan de akte gesteld. Deze akte moet door de notaris worden opgemaakt, of de tussen crediteur en derde-verkrijger opgemaakte akte moet worden geregistreerd bij het belastingkantoor.
In beide situaties wordt de derde-verkrijger rechthebbende van de vordering. Met andere woorden: ook zonder de mededeling is er bij stille cessie sprake van een juridisch volmaakte overdracht. Toch is het mededelingsvereiste nog steeds relevant, omdat uitsluitend na mededeling de debiteur verplicht is te betalen aan de derde-verkrijgende partij. Met andere woorden: zolang de debiteur geen mededeling heeft ontvangen zal hem kwijting worden verleend voor zijn betalingen verricht aan de crediteur in plaats van aan de derde-verkrijger.
Voor een rechtsgeldige overdracht van de vordering aan de derde-verkrijger vereist de wet (naast een onderliggende overeenkomst en levering) ook dat de crediteur bevoegd is tot het overdragen van de vordering. In beginsel beschermt de wet de derde-verkrijger die te goeder trouw is bij een overdracht van een vordering, als later blijkt dat de crediteur onbevoegd was ten tijde van de overdracht. De derde-verkrijger krijgt deze wettelijke bescherming alleen als hij te goeder trouw is op het tijdstip van de mededeling aan de debiteur. Mocht de derde-verkrijger tussen de levering van de vordering en het tijdstip van de mededeling aan de debiteur niet meer te goeder trouw zijn over de bevoegdheid van de crediteur, dan kan hij dus geen bescherming meer aan de wet ontlenen.
Deze “goede trouw” biedt echter geen bescherming als de onbevoegdheid van de crediteur voortvloeit uit een eerdere overdracht, waarbij de toenmalige vervreemder onbevoegd was. Als voorbeeld: indien de eerste vervreemder onbevoegd was, omdat hij bijvoorbeeld de vordering had gestolen, dan kan een latere derde-verkrijger zich niet meer beroepen op zijn goede trouw.
Tot slot mag een debiteur door de cessie niet in een slechtere positie belanden. Hij behoudt al zijn rechten, zoals het verrekenen van de vordering met een tegenvordering (mits die voortvloeit uit eenzelfde rechtsverhouding). Ook het tijdstip waarop de debiteur die tegenvordering kreeg, dus vóór of na de cessie, maakt dan niet. Dit is dus een risicofactor waarmee de derde die een vordering heeft overgenomen rekening moet houden.
Stephanie Mekking is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.