Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Vermindering van arbeidsduur blijft een lastig probleem voor werkgevers. De wet geeft werknemers – onder bepaalde voorwaarden – het recht minder te gaan werken. Voor werkgevers is dat vaak lastig: het heeft gevolgen voor bezetting, roosters, soms voor procedures, bedrijfsprocessen, maar de gronden waarop een werkgever een verzoek om minder te gaan werken kan weigeren zijn erg beperkt.
Toch blijkt dat het niet zo is dat elk verzet tegen vermindering van arbeidsduur nutteloos is. In een recente uitspraak van de kantonrechter te Almelo (JAR 2008, 41) bleek dat. Een apothekersassistente wilde van 24 uur per week terug naar 16 uur, maar haar werkgever wilde dat niet: dat leverde niet alleen roostertechnische problemen op, maar ook problemen rond de veiligheid. Een apothekersassistent, zo stelde de werkgever, moet minstens 24 uur per week werken om zijn/haar kennis en vaardigheden op niveau te houden, en alle taken die bij de functie horen te (blijven) uitoefenen. Voor het eerste argument (het rooster) was de rechter niet gevoelig, maar voor het tweede wel. Daarbij speelde een rol dat de norm van 24 uur per week al eens was vastgelegd in werkoverleg. De eis tot verminder van arbeidsduur werd dus afgewezen. In kort geding overigens, dus de uiteindelijk uitslag zou anders kunnen zijn.
Saillant detail daarbij was dat de betreffende werknemer al jaren effectief 16 uur per week werkte, en dat er collega's waren die dat ook deden. Normaalgesproken werkt zo'n omstandigheid, om het voorzichtig uit te drukken, niet mee: het is lastig aannemelijk te maken dat een bepaald aantal uren per week te weinig is, als dat in de organisatie al voorkomt.
Het feit dat een urennorm in overleg met de werknemers zelf is vastgesteld (in OR of op een andere manier) is uiteraard van belang. Het is geen panacee: een akkoord daarover in een overlegorgaan is geen garantie voor een succesvol bezwaar tegen vermindering van arbeidstijd – maar meestal wel een noodzakelijke voorwaarde.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.