Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Het begrip “tegenstrijdig belang” komt overal voor, en iedereen begrijpt wat ermee bedoelt wordt. Ook is duidelijk dat belangenverstrengeling in het algemeen geen goed doet en dus vermeden dient te worden.
Zo eenvoudig ligt het niet in het vennootschapsrecht. Uiteraard zijn er duidelijke situaties te bedenken. Bijvoorbeeld de bestuurder van een BV die zijn huis verkoopt aan de BV voor drie keer de marktwaarde. Maar wat als sprake is van een groot concern, waarin BV X een zakelijke transactie aangaat met BV Y, en meneer Z is toevallig zowel bestuurder van X als aandeelhouder van Y? Is er dan per definitie sprake van een tegenstrijdig belang, en is er daarmee een probleem?
Want het vennootschapsrecht maakt van het tegenstrijdig belang een probleem. In die zin, dat een bestuurder die een tegenstrijdig belang heeft niet mag handelen namens de vennootschap – tenzij hij daarvoor expliciet toestemming heeft gekregen van de statuten of van de aandeelhouders. Handelt de bestuurder toch, dan kan hij door de vennootschap aansprakelijk gesteld worden. Ook de derde met wie de bestuurder handelt, dient op zijn hoede te zijn. Zo oordeelde de Hoge Raad in 2006 dat een bank die een krediet had verstrekt aan een aantal vennootschappen met één en dezelfde bestuurder die tevens enig aandeelhouder was, expliciet aan deze bestuurder had moeten vragen of de aandeelhouder met het krediet instemde. Omdat de bank dat niet had gedaan, was de kredietovereenkomst ongeldig gesloten.
Gezien de gevolgen is het van belang te weten wanneer sprake is van een “tegenstrijdig belang”. Omdat de wet het begrip niet toelicht, moet de jurisprudentie duidelijkheid scheppen. Tot onlangs was de heersende leer: alles wat riekt naar tegenstrijdig belang, is verboden. Hieronder vallen niet alleen de situaties waarin privé-belangen van een bestuurder tegengesteld zijn aan de belangen van de vennootschap. Ook de genoemde concernverhoudingen vallen daaronder – zelfs als van benadeling of prevalerende privé-belangen geen sprake is. Dat een bestuurder verbonden is aan verschillende partijen doet de alarmbellen al rinkelen.Daarom worden in de praktijk vele aandeelhoudersbesluiten genomen “voor het geval dat” sprake is van een tegenstrijdig belang. Een papieren rompslomp, en internationaal gezien ongekend.
Mogelijk met het oog op deze praktijk, heeft de Hoge Raad in 2007 een nieuwe weg ingeslagen met het arrest “Kombex/Bruil”. Of sprake is van een tegenstrijdig belang dient vanaf nu beoordeeld te worden naar de concrete omstandigheden, aldus de Hoge Raad. De enkele mogelijkheid van een tegenstrijdig belang is niet (langer) voldoende. Verder moet sprake zijn van een situatie waarin daadwerkelijk betwijfelt moet worden of de bestuurder het belang van de vennootschap zal laten prevelaren boven zijn persoonlijke belang. Welk belang de bestuurder uiteindelijk de voorkeur geeft, doet echter niet ter zake. Is geconstateerd dat er sprake is van een tegenstrijdig belang vóórdat hij handelt, dan moet de bestuurder de statuten erbij halen of zijn aandeelhouders vragen om toestemming – zelfs als hijzelf enig aandeelhouder is.
Dit arrest lijkt een verbetering voor de praktijk, omdat het tegenstrijdig belang nu duidelijker is afgebakend. Doel van de regeling zou ook moeten zijn dat alleen de ernstige gevallen van (onrechtmatige) belangenverstrengeling eronder vallen; maar zover gaat het arrest ook weer niet. Bovendien zijn de meningen over de uitleg van het arrest enigszins verdeeld. De gebruikelijke dooddoener is wederom: het is afwachten hoe de praktijk hiermee zal omgaan. Hopelijk zal het gros van de “voor zover”- aandeelhoudersbesluiten sneuvelen, en hopelijk zullen lagere rechters het arrest “Kombex/Bruil” voortvarend toepassen. De mooiste oplossing is uiteraard het volledig afschaffen van de regeling. Echt problematisch is dat niet, omdat de wet al voldoende mogelijkheden biedt voor onrechtmatige belangenverstrengelingen.
Maja Bolè is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.