Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) staat vaak in het nieuws om haar zogenoemde “vouwenstandpunt”. dat standpunt houdt, kort gezegd, in dat vrouwen die lid zijn van de SGP niet mogen worden voorgedragen voor een verkiesbare functie. Volgens de religieuze grondslagen van de SGP zijn vrouwen niet geroepen tot het regeerambt. Met dit standpunt worden vrouwen binnen de SGP feitelijk in een achtergestelde positie gebracht ten opzichte van mannen. Daarvoor bestaat geen andere reden dan het verschil in geslacht.
Dat zou nog niet zo erg zijn, als het onderscheid naar geslacht zou plaatsvinden in een “private social club”. Op vele plaatsen wordt in een sociale context een onderscheid gemaakt. Denk aan een herensociëteit of dames bridgeclub. De kwestie wordt anders als het gaat om een “public or political context”. Daar is een dergelijk onderscheid verboden. En de SGP bevindt zich als politieke partij op een essentiële en centrale plaats in ons democratische bestel, zodat het (verboden) onderscheid bij uitstek plaats vindt in de openbare en politieke sfeer. Wij schreven hierover eerder in onze bijdrage van 12 januari 2006.
Deze week zijn er 2 nieuwe uitspraken in hoger beroep gewezen over de SGP.
In de uitspraak van 5 december 2007 is bepaald dat de Staat der Nederlanden alsnog subsidie mag geven aan de SGP. Kort gezegd, is de bestuursrechter in hoger beroep van mening dat een subsidie aan politieke partijen niet mag worden geweigerd omdat deze partij handelt in strijd met het Vrouwenverdrag. De subsidie mag alleen worden geweigerd als de politieke partij strafrechtelijk is veroordeeld vanwege discriminatie.
In de uitspraak van 20 december 2007, heeft het Gerechtshof Den Haag bepaald dat de Staat der Nederlanden onrechtmatig handelt door geen maatregelen te nemen tegen de SGP. Dat is in strijd met het Vrouwenverdrag. Het Vrouwenverdrag verplicht de Staat om actief op te treden als een verboden onderscheid wordt gemaakt. Tegelijk geeft echter het Gerechtshof aan dat zij de Staat niet kan veroordelen tot het nemen van een specifieke maatregel. De Staat moet handelen, maar hij mag zelf weten welke maatregelen hij wil nemen.
Tegelijk geeft het Gerechtshof aan dat een reeks van eventuele maatregelen niet zal werken, of dat het onwaarschijnlijk is dat die van toepassing kunnen zijn. Zo zal niet snel sprake zijn van een verboden partij of van strafbaar handelen. Opheffen van de SGP of strafrechtelijk vervolgen heeft dus geen zin. En als tegelijk vast staat dat het ook subsidiewapen niet kan worden ingezet, blijven er akelig weinig alternatieven over. Ik zie als enige mogelijkheid voor de Staat dat de SGP niet op de kieslijst wordt geplaatst. Dat is echter een zodanig ingrijpende maatregel, dat men zich kan afvragen of dan de kwaal niet erger is dan het middel. Ik wens de Staat veel wijsheid toe.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.