Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Bezint eer ge begint is het motto, zo bleek onlangs weer eens in een uitspraak van de kantonrechter te Haarlem. In deze zaak ging het om werkgever die een werknemer na de gebruikelijke sollicitatieperiode een tijdelijk contract had aangeboden. Kennelijk was men zo zeker van zijn kwaliteiten dat er geen proeftijd was afgesproken. Echter al op de eerste dag kwam de werkgever tot de conclusie dat de werknemer tóch niet in de bedrijfscultuur paste: de werknemer was te stil en afwachtend en zou daarom geen goede salesman zijn, aldus de werkgever. De werkgever liet de werknemer vervolgens niet goed inwerken en geen inhoudelijk werk verrichten omdat de werknemer klanten zou kunnen afschrikken met zijn houding.De werkgever diende krap tien dagen na indiensttreding van de ongelukkige een ontbindingsverzoek in onder aanbieding van betaling van een kleine vergoeding.
De werknemer kon zich hier niet in vinden en verweerde zich tegen de ontbinding. Hij stelde nooit de kans te hebben gekregen zich te bewijzen. Hij was niet goed ingewerkt en hij had nog helemaal geen inhoudelijk werk verricht.
De kantonrechter was duidelijk: de arbeidsovereenkomst werd niet ontbonden. De teleurstelling van de werkgever lag louter in de verwachting die de werkgever in de persoonlijkheid van de werknemer koesterde. Deze teleurstelling kan, omdat de man zelfs geen inhoudelijk werk heeft verricht, volgens de rechter dan ook niet leiden tot een zodanige verandering van omstandigheden dan van de werkgever niet kan worden verlangd dat zij de samenwerking voorzet. Indien er een deugdelijke sollicitatieprocedure heeft plaatsgevonden heeft een werknemer -terecht naar mijn mening- het recht op een reële kans om zich qua optreden en inhoudelijk functioneren te bewijzen, hetgeen hier niet het geval was geweest. Concreet betekende dit voor de werkgever dat hij het hele contract moest uitbetalen, dat de werknemer daarvoor ook nog werk zal hebben verricht lijkt minder aannemelijk dan dat hij voor de resterende de van de afgesproken periode arbeidsongeschikt zal zijn.
Kortom: voor beide partijen loont het om goed te bekijken of er een goede match is, niet alleen qua inhoudelijke kennis en kwaliteiten maar ook op het persoonlijke vlak. Is er eenmaal getekend, dan moet je elkaar ook een eerlijke kans geven om het waar te maken en kom je niet binnen twee weken van elkaar af. Een voor de hand liggende oplossing is natuurlijk om een proeftijd af te spreken, dan kunnen beide partijen kijken of tot een goede samenwerking gekomen kan worden.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.